Blog: de weergaloze Nijmeegse vierdaagse
Op oudejaarsavond zegt Roy: “zullen we de Nijmeegse Vierdaagse gaan lopen? Er is een goede kans dat we mee kunnen doen.” Enthousiast als ik ben roep ik: natuurlijk. En ook andere Bart stemt in. Of het aan de biertjes ligt die we op dat moment al op hebben, zal niemand ooit weten. Denk ik. Hoe dan ook: het is een mooi idee en een mooie uitdaging. Zeker omdat ik afgelopen zomer ben geopereerd aan de meniscus in m’n rechterknie. De revalidatie ging met vallen en opstaan, en zeker te langzaam voor me. “Gaat me dit lukken?” gaat dan ook zeker een paar keer door mijn hoofd.
Inmiddels is het alweer juli 2022. De tijd vliegt. Er ligt inmiddels een mooie gietvloer in ons huis, de tuin is picobello in orde en een klein meisje woont bij ons op de Slek. Ook dit jaar wandel ik weer redelijk veel. Nu zijn dat geen super lange afstanden, maar wel genoeg kilometers per dag. Ik wandel zelfs als ik aan het werk ben. Wandelend bellen vind ik geweldig en dat doe ik dan ook zo vaak als het kan. Mijn knie houdt intussen ook aardig stand. Twee maanden geleden durfde ik het aan op de vrijdagavond ‘zoals vroeger’ naar Montfort te rijden. Sporttas achterin, salsamuziek op en sinds lange tijd weer eens een lekker potje zaalvoetballen. Tot nu toe gaat me dat goed af, dus ik heb hoop. Hoop op het volbrengen van de prestigieuze Nijmeegse Vierdaagse. Want ik weet nog goed dat ik als klein jongetje de Vierdaagse in de zomervakantie altijd voorbij zag komen bij Hart van Nederland. Dat is me toch bijgebleven op de één of andere manier.
Sinds onze inschrijving heb ik twee keer getraind met een lange afstand. Een paar weken geleden was dat ongeveer 40 kilometer. Na afloop plof ik uitgeteld neer op de bank, wordt een paar uur later wakker en kan niet geweldig goed lopen. Drie weken later koers ik over de 40 kilometer. En dat gaat me beduidend beter af. Niks geen erge spierpijn na afloop. Dat geeft de burger moed! Dus… zo gezegd, zo gedaan. De Vierdaagse staat voor de deur!
Geen maandag maar dinsdag
Op dinsdag rijden we aan. Moet dat niet maandag zijn? Nee, je leest het goed. Dinsdag is het! Vanwege de enorm hoge temperatuur op dinsdag heeft de organisatie gisteren besloten dat de Vierdaagse dit jaar een Driedaagse is. Het kwik tikt namelijk 39 graden aan in Nijmegen. En dat is ongekend hoog om 50 kilometer in te lopen. Waar ik het overigens helemaal mee eens ben.
We gaan vrij vroeg aan de slag en om half 7 in de ochtend is de caravan al aangekoppeld en staan we in Heel op de stoep. Bart heeft minder goed geslapen met de tropische temperatuur op zolder. Roy oogt fit, zoals altijd. We springen enthousiast in de grote slee en het ritje naar Malden – de plek van onze pop-up camping – gaat voorspoedig. Bij aankomst kriebelt het al goed. Er staat een grote circustent en de eigenaar van de camping heet ons welkom. Onze plek voor de komende dagen ligt iets verderop op het terrein. Geen probleem! Hup: fietsen eraf, stroom aansluiten en we zijn binnen een paar minuten geïnstalleerd en al. De drank leggen we koud, net als de coolpacks. Better safe than sorry.
Het is tijd om ons te melden op de Wedren – de start en de finish van elke dag Vierdaagse. Het aanmelden gaat voor twee van ons drieën van een leien dakje. Het rode polsbandjes pronkt dan ook al snel op m’n arm. Sinds dat moment kijk ik steevast naar de pols van iemand. Zit er een polsbandje aan? En welke kleur heeft het? Bart is zijn telefoon vergeten en mist daardoor de broodnodige qr-code. Gelukkig helpt een vriendelijke jongedame van de organisatie hem een handje en trots bestellen we twee grote biertjes en een cola. Je mag raden wie wat drinkt. Het bier smaakt meer dan goed en we praten met wat collega-wandelaars aan de gezellige Duitse tafels. Verstandig als we zijn fietsen we door naar het buitenzwembad in de Goffert. Het is al zeker 35 graden buiten. Na een lekkere dag hangen en zwemmen is het tijd om de inwendige mens verder klaar te maken voor de dag van morgen. Ons Vierdaagse diner smaakt goed en na een bandenoppompsessie koersen we terug naar onze caravan. Die binnen inmiddels een temperatuur van 39 graden aantikt. Oef. Dat belooft een goede nacht te worden. Nog een keer oef. Ik pak m’n rugzak voor morgen, smeer wat brood en kruip als laatste in bed. De man naast ons heeft deze avond allebei zijn voeten ingetapet met zo’n 100 meter sporttape. Watje.
Afzien
De nacht is warm, of beter gezegd: heet. Slapen lukt dan ook niet goed, dus ik ben – hoe gek het ook klinkt – blij als de wekker om kwart voor drie in de nacht gaat. Ja, je leest het goed. Kwart voor drie. Het is namelijk 25 minuten fietsen naar de Wedren en wij starten elke dag tussen 4 uur en half 5. En natuurlijk willen we niet te laat komen. Diskwalificatie staat immers op het spel. De Vierdaagse is geen recreatietocht – nee, het is serieuze koek.
Hup – de fiets op met een eerste bezoek aan de wc-wagen iets verderop. Het is best spannend allemaal en vooral het onbekende houdt me bezig. Ik een behoorlijk tempo racen we naar de Wedren. De start van de Vierdaagse is officieel om 04.00 uur en eenmaal aangekomen telt de omroeper af. Het voelt nu al aan als een feest van jewelste. Al weet ik ook dat de eerste vijftig kilometer staan te gebeuren – en vijftig kilometer wandelen is een behoorlijk lang stuk. Een aantal duizend mensen willen starten en het is dan ook wat dringen en wachten om door de start te lopen, waar het rode bandje vakkundig wordt gescand door iemand van de organisatie. Net over de lijn verwelkomen honderden feestgangers ons. Cool. Ze komen net uit de kroeg (of zijn er nog) en juichen ons toe. De eerste kilometer is er eentje van veel high fives. Roy heeft een sneller tempo en verdwijnt al snel aan de horizon. Ik doe het rustig aan – niet overhaasten, iets kapot lopen of wat dan ook.
De kraampjes met koffie, thee, broodjes en bananen zijn in vele aantallen aanwezig. Maar ik loop door. Door de kleine dorpjes en buurten rondom Nijmegen. Om vijf uur ‘s morgens is het al druk op straat. Niet alleen met lopers, maar met hele families die met kleine kinderen en al hun hele tuinset voor op straat hebben gezet. De eerste biertjes worden langs de kant gedronken, de muziek klinkt luid en mensen zijn vriendelijk. Tegen de morgen – als normaal Nederland ontwaakt – zit de looppas er goed in. Alles gaat goed en voelt goed. Even een telefoontje plegen met het thuisfront en fijn om mijn twee dames op het scherm te zien. Intussen wandel ik een natuurgebied in (het Vennengebied) en begint de zon te schijnen. Het belooft een warme dag te worden, dat voel je nu al. We doen de omgeving van Alverna aan, drinken een kopje soep en lopen door via Niftrik naar Wijchen. Wat een feest! Volgens mij staat de teller op ongeveer 30 kilometer. Een zaate hermenie op een balkon boven een kroeg speelt de mooiste muziek. Hier mengen de 30, 40 en 50 kilometer routes zich en het is een drukte van jewelste. Tijd voor een biertje. Moet kunnen toch, zegt Bart. Natuurlijk, roep ik. Twee biertjes later lopen we door. En op dat moment is het aanpoten. Het is druk, te druk, op de weg. Ik kan m’n eigen tempo niet lopen, terwijl de zon heftig schijnt en het zweet in straaltjes van mijn hoofd af loopt. Bah. Beuningen is in zicht en ik verlaat Bart. Met nog ongeveer 15 kilometer op de teller ben ik er aardig klaar mee. Niet met Bart trouwens, maar met hutjemutje lopen in de hitte. Mijn sombrero in combinatie met de zonnebril is nodig, maar het zweet druipt urenlang over mijn hoofd en gezicht. Intussen probeer ik lopers in te halen, maar dat gaat niet altijd even goed. Het is zwaar en snak naar de finish. Als Nijmegen in zicht komt, voelt de finish nabij. Het is dan ook een flinke teleurstelling een bord te zien waar vrolijk op staat vermeld dat er nog een kleine 8 kilometer te gaan zijn. Oef. Dat is nog zeker anderhalf uur lopen! Het laatste stuk is dan ook zwaar. De Waalkade ziet er leuk uit – ken ik van wat bezoekjes aan Nijmegen afgelopen jaren – maar ik ben er wel klaar mee. Ik loop door en geniet pas als ik in hartje Nijmegen loop. Opeens klinkt You never walk alone. Yes. Finish behaald. Ik ben blij!
Helemaal stuk loop ik linea recta de Wedren af. Waar is de finish eigenlijk? Uitgeput loop ik door de exitpoort en ga ik even rustig zitten. Strompel naar de fiets, neem een terrasje en maak de schade op. Ik heb wat wondjes en blaren. Verdorie, ik loop bijna nooit blaren! Het glas water en daarna het biertje smaken allebei lekker. Na een poos spring ik op fiets en ga terug naar de camping, waar Roy al uren zit te wachten zonder sleutel. In de avond eten we m bij een Italiaans restaurant in de buurt, waar we zo’n anderhalf uur moeten wachten op onze pasta. De lasagne duurt lang om op te warmen, zegt de ober. Achja! We koersen terug naar de camping en bereiden ons voor op dag 2. De temperatuur in de caravan is gelukkig gedaald.
Stortregen
Deze nacht slaapt het beduidend beter dan de vorige. Gelukkig. Ik spring op de fiets en op het zandweggetje pluk ik wat nat gras. Ik heb op televisie gehoord dat dit een goed ritueel is van vele Vierdaagselopers. Kan geen kwaad, toch? Ik prop het gras in m’n linkerbroekzak. Ook vandaag is het druk op de Wedren. Mijn voeten en benen voelen vrij fris aan, maar de eerste kilometers ben de hele tijd aan het denken of ik wat voel aan mijn voeten en tenen. Er zijn inmiddels namelijk behoorlijk wat blaren aanwezig. De pleisters en wandelwol – wol die je tussen of op je tenen ‘propt’ – werken echter heel goed. Met Roy samen zet ik er aardig de pas in. Bart loopt iets achter ons en vandaag heb ik me voorgenomen wat tempo te maken om de grote meute voor te blijven. En dat gaat aardig goed. De enorme hitte is verdwenen en het is zelfs bewolkt. Na een dikke tien kilometer is het tijd voor de eerste stop. We nemen een lekkere kop groentesoep en bij de eerste slok begint het te stortregenen. Net op tijd! De poncho haal ik vakkundig uit m’n rugzak en zie intussen hoe andere wandelaars zonder poncho de droge tent bereiken. Zeik en zeiknat zijn ze. Als de regen is gestopt hervatten we onze koers. Heel even loop ik samen met een jongeman van 17. Dit is zijn tweede Vierdaagse. Vorig jaar heeft hij wel 30 blaren gelopen en de laatste kilometers is hij ondersteund door twee maten van hem. Hij loopt niet geweldig en dit jaar is hij de Vierdaagse gestart met een levensgrote blaar onder z’n voet. Respect! Het is een leuk gesprek, maar ik kan harder. Dus loop lekker door.
Na verloop van tijd begint de vermoeidheid toe te nemen. Wat een verrassing. Het wordt wat heuvelachtiger en de koers loopt langs en door de weilanden. Dat loopt overigens lekker. Ik bel onderweg nog maar even naar de lunchroom waar ik een lekkere lunch voor Lea heb besteld. Niet dat ze die afgeven bij onze voordeur om haar vervolgens een pinautomaat voor de neus houden. Dat is niet de bedoeling. Na een kilometer of 25 snak ik naar pauze. Roy nog niet, dus we beslissen door te lopen naar een groot voetbalveld. Roy kent de route uit z’n broekzak. Alleen is dat nog een dikke 10 kilometer lopen. Het is afzien en mijn benen zijn vermoeid. ‘Niet aanstellen’ , zeg ik tegen mezelf. Een paar keer trouwens. Misschien zelfs wel wat vaker dan een paar keer. En dan doemt uiteindelijk het voetbalveld op. Waar we hoopten op een geweldige mooie pauzelocatie, staan er alleen maar 25 dixies. Balen! Ik strompel dus nog maar even mee, maar als we een dorp in lopen is het klaar. Uitgeput plof ik neer op het gras tegen een boom. Schoenen uit en even rust. Heerlijk. Het is zelfs teveel gevraagd om een kop soep te halen – dat komt dadelijk wel. Een beetje emotioneel bel ik maar het thuisfront. Wat is het fijn mijn dames even te spreken en zien.
Na een klein halfuur is het tijd om de laatste kilometers af te tikken. Nog zo’n 15 denk ik. Tijdens de pauze zie je andere lopers opstaan en als oude mannen en vrouwen strompelen. Het is gewoonweg een uitputtingsslag. Zou je je zo voelen als je 80 bent en wandelt, vraag ik me af? De kop tomatensoep en verse, droge sokken met nieuwe wandelwol voelen goed. Alleen zijn die droge sokken niet super lang droog, want na een kwartier begint het ontzettend hard te regenen. Mijn knalblauwe poncho die in Costa Rica goede dienst heeft gedaan, houdt het ook niet. Ik voel dat ik tot op mijn onderbroek nat ben. Jajks. Hopelijk geen nieuwe blaren door de natte sokken. We bereiken de eerste van de Zevenheuvelen. Huppakee! De komende uren tellen we de heuvels, maar al vrij snel is de tel kwijt. Het is wat het is. Het fietspad links naast de weg loopt goed, al begint Roy wat te piepen en te kraken. Hij heeft flinke last van zijn enkel. Klote zeg. Ik voel aan mijn knieën en ze zitten nog allebei op de plek. Fijn! Daar ben ik echt blij mee. De laatste kilometers liggen voor ons en opeens word ik gebeld door collega’s. Het team heeft net MT-vergadering gehad en Francis heeft eenieder verteld dat ik wel wat emotionele steun kan gebruiken. De lieverd. En het klopt ook nog eens. Met het verstand op nul wandel ik de laatste kilometers. Door de witte straatjes van Nijmegen waar het een groot feest is. Geweldig. We bereiken zeiknat de finish en wandeldag twee zit er weer op. Boemchakalaca.
Roy heeft de reservesleutel van onze caravan op zak, en we fietsen dan ook vrij snel aan. Het regent nog steeds een beetje. De natte kleren en schoenen krijgen een droge plek in de caravan, al hebben we geen stroom. Misschien toch kortsluiting in onze koelkast buiten? Dat is voor latere zorg. Moe plof ik neer op het bed en slaap een paar uur. Heerlijk. Het is al na zessen als Roy en ik koers maken naar hét cafetaria van Malden. De friet met saté smaakt meer dan goed in uiteindelijk sluit ook Bart aan.
Eenmaal terug op onze camping is de stroom weer up and running. Met een infraroodlamp droog ik zo goed als het kan onze sokken en schoenen voor de grande finale morgen. Ik wil zeker weten dat ze droog zijn dus spring als laatste mijn bed in. De stand: schoenen zijn aardig droog, één paar sokken helemaal droog en het andere paar heb ik per ongeluk laten verfikken. Risico van het vak.
De Via Gladiola
Een heerlijke nacht. Dat is wat het was. Of is. Ik sta alweer vroeg op – de laatste keer. Vandaag is het een bijzondere dag, want het is de laatste wandeldag! Zo’n 12 tot 14 uur na dit moment sta ik hopelijk trots met mijn medaille en een pot bier bij de finish. Ik pak weer wat nat gras en stop die in m’n zak. Nog even proppen bij de start en dan is het zo ver. Wandeldag drie – of vier, wat is het – is gestart. Ik hou me voor vandaag een rustig tempo te lopen. Bart heeft gisteren rustig gelopen en tegen het einde nog wat feestgevierd. Dat lijkt me ook lekker, want het vlotte tempo van gisteren met weinig pauze trekt me niet zo vandaag. Ik ga voor de duurloop vandaag.
De eerste lange straat is er eentje van lopen en stil staan. Bart heeft z’n sok verkeerd zitten, de schoen zit niet goed, hij moet plassen, z’n snor zit scheef. En ik blijf er vrolijk bij staan en na verloop van tijd zit het wandelritme er goed in. We ouwhoeren wat met mensen onderweg en lopen gestaag door. Na een kilometer of 12 á 13 (of 14) is het tijd voor een goede stop. Op de wc staat een lange rij mannen. Die moeten allemaal nodig. Een praatjesmaker spreekt honderduit met Oostenrijkse soldaten. Weinig zin om in gesprek te gaan met zo’n populaire aandachtstrekker. Dus ik blijf gewoon wachten totdat de deur open gaat. De kop tomatensoep smaakt heerlijk en we hervatten onze tocht. Rond half 9 zijn we aangekomen bij Nederasselt en lopen het buitengebied in. Een flink aantal kilometers op een pad met allemaal ribbels. Het loopt niet lekker al is het tempo wel heerlijk. Ik merk dat m’n voeten wat pijn gaan doen, wat hoogstwaarschijnlijk (lees: hopelijk) komt door al die kilometerslange ribbels. Op een hoek onder een boom staat een wat oudere man koffie te schenken. “Ik sta hier al jaren. Altijd op deze plek”, zegt hij vrolijk. De koffie smaakt goed.
Het is goed te doen met de vermoeidheid vandaag. Ook mijn knieën gaan nog steeds goed. Gisteren had ik het idee dat ik een lichte zwelling had van die 100 kilometers in twee dagen. Maar dat valt reuze mee en er is geen pijntje te bekennen. Zo na de middag hebben we onze taktiek iets veranderd. We lopen namelijk mee met soldaten! Eerst een Engelse delegatie en daarna een Nederlandse. Ze zingen liedjes en dat is nog eens een goede afleiding. Sommige liedjes lijken trouwens niet meer te passen in 2022, maar dat terzijde. We lopen de bebouwde kom in en de zon staat inmiddels hoog aan de hemel. Het is warm. Smeren maar. In de verte ligt er links een op het oog gezellig terras. Huppakee: pauze. Ik bestel twee biertjes en we ploffen even op het terras neer. Er zit een vrolijk lachende man die lijkt op mijn baas van vorig jaar. De broer van Harry! Alleen zit deze Harry al vanaf 9 uur vanmorgen op dit terras en hij houdt met een blauwe parkeerschijf de bierteller bij. De stand: 14 biertjes. En hij moppert een beetje met z’n kameraad dat de serveerster al een tijdje niet meer is langsgekomen. Gelukkig komt ze langs als we op staan om te vertrekken. We wandelen door en lopen Cuijck binnen. Hier was het een groot feest – ik denk nog een uur geleden. Zijn we zo laat? Wel een beetje, zegt een man langs de kant als ik een nieuw biertje haal. Maar ondanks alles worden we nog steeds toegejuicht. Langs het water lopen we richting de pontonbrug. De sfeer is geweldig en de energie stroomt door mijn lichaam. Tientallen mariniers staan op de boten die de brug op z’n plek houden en zwaaien ons tegemoet. We krijgen intussen wat blikjes lauw bier in de handen gedrukt. Jekkes. Net over de brug krijgt Bart van een heel klein lief meisje een gladiool. We lopen door en Bart geeft mij zijn gladiool. Ik krijg direct een brok in m’n keel. Wat is dit? De emotie zit hoog – en daar hebben we het dan ook even over.
Het is bijna tijd. Tijd om de laatste lange straat te lopen. Vanuit Malden naar Nijmegen – de weg van de gladiolen. Voordat we Malden binnenkomen hebben we al een behoorlijk aantal van die gekleurde bloemen gekregen. Het loopt alleen niet zo lekker met die dingen in de rugzak, dus vakkundig fiets ik ze bij Bart in de tas. Op de weg heeft iemand een basketbalnet staan en ik gooi in drie keer raak. Leuk. Het is feest hier en het staat nu al bommetjevol met mensen. In Malden is het tijd voor een nieuw, koud biertje en nemen we even plaats in twee stoelen om de stoet te bekijken. Na een paar minuten (hap, slik, weg) gaan we de gladiolenweg starten. In een geweldige sfeer dansen we tot aan de finish. Ik merk dat ik hier en daar een nieuwe blaar heb, maar het idee dat ik morgen niet meer hoef te lopen zorgt ervoor dat het me helemaal niks uit maakt. Patrick zou hier ook ergens langs de weg staan, maar we missen elkaar. Het is dan ook erg druk.
De lange weg tot aan de finish is er eentje van veel, heel veel mensen. Veel lopers – zo lijkt het tenminste – kennen mensen langs de kant. Ik niet, maar dat maakt het er niet minder leuk door. Het is een feest van jewelste en na verloop van tijd houdt de karavaan mensen op en zijn er links en rechts podiums te zien. Dit moet de finish zijn. We lopen de bocht om en daar is de Wedren weer. Inmiddels vertrouwd terrein. Ik maak een babbeltje met een man die als ik het me goed herinner al vijf keer eerder heeft gelopen. Volgend jaar weer?, vraagt hij aan me. Nope! Zeg ik. En dat meen ik. Trouwens, ik had me de binnenkomst zo na uren afzien de afgelopen dagen eigenlijk wat spectaculairder voorgesteld. Maar: het is wat het is. De pijnlijke voeten, het doorzetten, nadenken hoe lang je nog moet, en bovenal ook de mooie momenten en sfeer flitsen door m’n hoofd. Een traantje? Helemaal niks. Met kapotte voeten lopen we onder de finish door. Klaar. Gehaald. Prachtig. Lintje. De Vierdaagse is in de pocket!
Afgeteld en met pijnlijke benen haal ik mijn dikverdiende speldje op. Ik ben trouwens niet de enige. Van harte gefeliciteerd Bart! Zegt de mevrouw aan het kraampje. Ik moet zeggen dat ik blij ben dat ik op dit punt ben aanbeland. We lopen terug naar de Wedren – naar de plek onder de bomen waar we na inschrijving aan de gezellige banken wat biertjes hebben gedronken. Ik haal twee grote biertjes. Ja? Haal jij wat te eten! Prima! De biertjes zijn al snel getapt, en ik zie nog een mooi plekje voor twee aan een lange stehtisch. Schoenen uit, proosten en genieten maar!
De avond duurt nog behoorlijk lang. We zijn met manke poten nog even naar de zomerfeesten geweest. Totdat het klaar was. En toen liepen twee strompelende mannen terug naar hun fiets. Door een terrein in afbraak. Afgeteld en voldaan openen we de laatste keer de caravan. Roy is al naar huis, want die heeft een dik probleem met z’n enkel. Het bed ligt wederom lekker en na een minuut val ik in slaap. Om in mijn dromen de Vierdaagse nog heel even over te doen. Het was een fantastische ervaring. Eentje van een aardige uitdaging, beperkt oefenen, eentje van slapen in 39 graden, wandelen, blaren en zo nu en dan afzien. Maar ook eentje waarin je met z’n drietjes een evenement op een heel bijzondere manier beleeft. Dat had ik nooit willen missen. Het Vierdaagsespeldje ligt intussen mooi in het glazen kistje te pronken. En het blijft bij dit ene speldje. Basta!