Een pantheon van goden en godinnen
Het is nu 11.00u op eerste kerstdag. In de notities op mijn telefoon maak ik zo nu en dan aantekeningen, schrijf ik verhaaltjes, noteer ik dingen die ik interessant vind. Op zich wel logisch dat die app dan ook notities heet. Ik lees een verhaal dat ik begin 2020 heb geschreven – zeker weten tijdens het lezen van een boek. Alleen weet ik niet meer welk boek het is. Daar kom ik nog wel achter denk ik, maar niet zo relevant voor nu. Mijn verhaaltje gaat over godsdienst, het geloof in een hogere macht en hoe dit verloopt in de tijd. Interessant. Deze vrijdagmorgen (ja, het is echt vrijdag) is een heerlijk ontspannen ochtend. Ik voel me super relaxt – mijn badkamer heb ik gisteravond geverfd en zometeen komen vrienden uitgebreid eten en vertellen. Ik ben een gelukkig mens. Een moment als dit zorgt ervoor dat ik reflecteer. Nadenk over mijn leven, wat ik nog wil, wat ik niet wil.
Dit jaar was een bijzonder jaar. Met de coronacrisis en alles wat dit met zich meebracht. Het is een jaar waarin ik stiekem toch veel leuke dingen heb gedaan. Eigenlijk elke dag wel. En tussen de bedrijven door heb ik heel veel gewandeld in de natuur. Ik heb een flink aantal nationale parken bezocht in Nederland – parken waarvan ik tot midden vorig jaar het bestaan niet eens wist. In het ‘dal’ van de crisis heb ik nog een dikke twee weken in IJsland rondgetuft en rondgerend. Ik moet eerlijk bekennen dat ik vooral in de eerste weken van de intelligente lockdown dacht: wat een zonde van de tijd. Opgesloten zitten en als wereldbevolking wachten totdat knappe koppen een remedie vinden voor het griepvirus. En de tijd tikt gewoon door – ik wil nog wel zoveel leuke dingen doen! Nu ik dit zo opschrijf is het best wel belachelijk: er gaan mensen dood aan het virus, winkeliers en horeca zijn omgekiept of staan op dat punt, en de mensen die in de zorg werken zijn overbelast. Ik moet niet lullen.
Terug naar het verhaal. Om te beginnen ga ik een stukje terug in de tijd: naar de jaren ’90 toen ik nog best jong was. Ik nog op de basisschool zat, ik flippo’s verzamelde (en ze verloor), ik op zaterdagmiddag de Rescue Rangers keek en veel buiten speelde. Ik ben katholiek opgegroeid en toen ik nog zo-heel-heel klein was, gingen we als gezin altijd op zondagmorgen naar de kerk. De mis om half 9. Verschrikkelijk zeg. Elke week hetzelfde liedje. In mijn hoofd was ik bij binnenkomst al snel aan het denken: als straks iedereen de hostie gaat halen, is de mis bijna uit. Ik wist toen eigenlijk niet beter: mensen geloven in God, een superieure macht, een schepper, iemand die alles overziet en bestuurt. De redder Jezus wordt geboren tijdens kerstmis en omdat we ik de hele wereld kerstmis vieren, is dat allemaal waar. Basta. Naja, waarom ook niet, toch? Het is fijn om je iets in te beelden, te bedenken. Iets wat onverklaarbare dingen een plek geeft, hoop geeft, kracht geeft. Het leven is al zo absoluut allemaal, dus hoe fijn is het om zoiets te hebben. Na het overlijden van mam en pap is dat gebleven. Ik vind het een prettige gedachte om te geloven dat er nog iets anders is. Een plek, een moment, iets, waar ik hen ooit nog tegenkom. Dat zou ik echt heel erg fijn vinden. Alleen, in de loop der jaren ben ik er toch iets anders naar gaan kijken. Ja, misschien is er nog wel iets, alleen dat verhaal over een schepper en zijn zoon – ik weet het niet zo goed. Dat eerste lijkt me zeker niet het geval, het tweede zal zeker zijn gebeurd, maar het was geen kind en man met magische krachten. Wat het wel was – en daar ben ik best van overtuigd – is dat het een heel goed en fijn persoon was. Iemand die goed deed voor anderen en probeerde andere mensen daarmee te besmetten. Als het letterlijke dat de pastoors en priesters uitspreken is helemaal niet letterlijk bedoeld, maar figuurlijk.
Jee – wat een lange inleiding. Ben je er nog? Dan nu eindelijk toch door naar mijn aantekeningen. Die gaan over goden en hoe dat in de loop der tijd is gegaan. Het levert een interessante gedachte op: laat de tijd maar doortikken en voorspel eens hoe mensen over 500 jaar terugkijken op waar wij in geloven. Heerlijk.
Een pantheon van goden en godinnen
De eerste mensen – heel, heel lang geleden – verwonderden zich over de wereld waarin ze leefden, het universum en vooral over de verschijnselen waar ze met hun verstand niet bij konden. Vulkaanuitbarstingen, overlijdens, geboorte, bliksem en donder, overstromingen, wind. Om deze mysteries te doorgronden, bedachten ze een groot pantheon van goden en godinnen, waarmee ze alles konden verklaren wat hun begrip te boven ging: onweer, getijden, aardbevingen, vulkanen, onvruchtbaarheid, plagen. Zelfs liefde. Het boek Mythos geeft op een speelse manier inkijk in al deze goden, hun ontstaan en hun leven. Zo schreven de oude Grieken de eb en vloed van de zee bijvoorbeeld toe aan de wisselende stemmingen van de god van de zee – Poseidon. Het invallen van de winter werd veroorzaakt door het verdriet om de jaarlijkse terugkeer van Persephone naar de onderwereld. En Aurora opende elke morgen de zonnepoort, waardoor de zon tevoorschijn kwam en de wereld overspoelde met prachtige zonnestralen. Heerlijk toch?
De Romeinen dachten dat een vulkaan de woonplaats was van Vulcanus, de smid van de goden. Die smid werkte in een enorme smidse, waardoor de vlammen uit de schoorsteen kwamen. Niemand durfde er ooit te gaan kijken. En als iemand dan al dichtbij kwam, overleefde de dappere Romein dat niet. De basis van dit verhaal is als volgt: de vroege mensen bedachten talloze goden om niet alleen de mysteries van hun planeet te verklaren, maar ook de mysteries van hun eigen lichaam. Is het niet te begrijpen? Maak er een god voor. Opgelost. Klaar. Onvruchtbaarheid werd veroorzaakt door het verlies van de gunst van de godin Juno. Liefde was het resultaat van pijlen van Eros. Epidemieën werden verklaard als de straf van Apollo. Talloze ‘gaten in de wereld’ werden gevuld met talloze goden.
De opkomst van de wetenschap
In de loop der tijd nam de wetenschappelijke kennis toe. Dat weten we inmiddels allemaal. Ik tik dit verhaaltje op mijn MacBook die is verbonden met draadloos internet, en de notitie met aantekeningen wordt in de cloud gesynchroniseerd, want die heb ik getikt op mijn iPhone. Handig. Wetenschap. Maar goed: de wetenschappelijke kennis nam toe. En dat ging met rasse schreden. De gaten van onze kennis en begrip werden meer en meer opgevuld. Daarmee kromp het pantheon van de goden. Toen we er bijvoorbeeld achter kwamen dat de getijden werden veroorzaakt door de stand van de maan, was Poseidon niet langer nodig en werd hij afgeschreven als een dwaze mythe uit een tijd van onwetendheid. Sjonge zeg. De andere goden zijn hetzelfde lot ondergaan. Eén voor één zijn ze uitgestorven op het moment dat hun relevantie te voor ons verdween.
Al die – in dit geval Griekse – goden zijn echter niet zonder slag of stoot verdwenen. Zo’n dingen kosten namelijk tijd. Zo lopen er op dit moment bijvoorbeeld nog mensen rond op onze aarde die denken dat deze plat is – en dus niet rond. Nouja, dat heb je dus altijd gehad. Van die mensen. Maar die Griekse goden en godinnen vielen uiteindelijk wel één voor één af. Uiteindelijk bleef er nog eentje over: Zeus. De oppergod – de god van ze allemaal. Hij verzette zich en voer een strijd tegen het doven van zijn eigen licht. Hij had veel volgelingen die hardnekkig bleven vasthouden aan hun God. Het op dat moment overwinnende Christendom moest hem dan ook wel adopteren als het gezicht van hun nieuwe God: de oudere man met baard.
En nu dan?
Goeie vraag zeg. Het is wel tijd om naar de clue van dit verhaal te gaan. We geloven tegenwoordig niet meer in verhalen als die over Zeus, die is opgevoerd door geiten en cyclopen (= reuzen met één oog). We hebben die verhalen afgedaan als mythes. Goed voor een boek, goed voor een goeie avonturenfilm, maar niemand gelooft er meer in. Wij zijn modern. We zijn superslimme mensen, intellectueel geevolueerd en technisch onderlegd. De wetenschap gaat razendsnel en we beheersen alles. Wij geloven niet in reusachtige smeden, vrouwen in japonnen die de hemelpoort openen om de zon te laten verschijnen, een vrouw die als straf naar de onderwereld gaat, waardoor de bladeren van de bomen vallen en het winter wordt. Wij lijken in niets op onze vroegere voorvaderen. Of toch? Toch bevat ons meest verspreide geloof een heel pallet aan magische verhalen. Mensen die op onverklaarbare wijze opstaan uit de dood, die uit niets eten maakt, ziektes met handoplegging geneest, mystieke beloften over een volgend leven in de hemel vol wolken.
Het zet aan na te denken: wat zullen de aardbewoners hier van vinden en denken die over 500 jaar op deze planeet rondhuppelen? Zullen zij met het voordeel van de wijsheid achteraf terugkijken op onze overtuigingen en ze classificeren als mythes? Zullen ze naar onze goden kijken als wij naar Zeus? Zullen onze heilige teksten verbannen worden? Doen alle kerken en gebedsruimtes dan dienst als ontmoetingsplek of bibliotheek? Geen idee, maar het is wel een interessante gedachte. Nooit over nagedacht toen ik vroeger om half 9 braaf in de kerkbank zat, nadat mam er niet was ingetrapt dat ik om 8.00u nog diep in slaap lag…