Oh echt?
De volgende passage las ik in het boek Sapiens. Het triggerde mij in elk geval enorm, los van wat ik er als Bart van vind.
Wij kunnen makkelijk accepteren dan de verdeling van mensen in hooggeplaatsten en gewone mensen een verzinsel is. Maar het idee dat alle mensen gelijkwaardig zijn is ook een mythe. Volgens de wetenschappelijke discipline die we biologie noemen zijn mensen niet ‘geschapen’, maar geëvolueerd. En ze zijn absoluut niet geëvolueerd als gelijken. Het idee van gelijkheid is onlosmakelijk verbonden met het idee van de schepping. De Amerikanen hebben het gelijkheidsidee ontleend aan het christendom. Dit stelt dat iedereen een door God geschapen ziel heeft en dat alle zielen gelijk zijn voor God. Maar als we niet geloven in de christelijke mythen over God, de schepping en zielen, wat houdt het dan in dat alle mensen ‘gelijk’ zijn? Evolutie is gebaseerd op verschillen, niet op gelijkheid. De sterkte overwint en overleeft. Iedereen heeft een genetische code die ietwat verschilt van die van anderen en iedereen wordt van geboorte af aan blootgesteld aan verschillende omgevingsfactoren. Dat leidt tot de ontwikkeling van verschillende kwaliteiten die verschillende overlevingskansen met zich meebrengen. ‘Gelijk geschapen’ moet dus vertaald worden in ‘verschillend geëvolueerd’. Evenmin bestaat in de biologie zoiets als rechten. Er zijn alleen organen, vermogens en eigenschappen. Vogels vliegen niet omdat ze recht hebben om te vliegen, maar omdat ze vleugels hebben. Het gaat dus om eigenschappen. Wat zijn dan de eigenschappen die in de mens zij geëvolueerd? ‘Leven’ allicht. Maar ‘vrijheid’? Er bestaat helemaal niet zoiets in de biologie. Net als gelijkheid, rechten en naamloze vennootschappen. Vrijheid is door mensen uitgevonden en bestaat alleen in hun verbeelding. Vanuit biologisch perspectief is het betekenisloos om te zeggen dat mensen in democratische samenlevingen vrij zijn en in dictatoriale samengingen onvrij. En wat te denken van ‘geluk’? De meeste biologische studies bevestigen alleen maar het bestaan van genot of welbehagen. Pleitbezorgers van gelijkheid en mensenrechten zullen waarschijnlijk verontwaardigd reageren op deze manier van redeneren en iets zeggen als ‘we weten heus wel dat mensen in biologisch opzicht anders zijn van elkaar’. Maar als we geloven dat we allemaal gelijk zijn, dan kunnen we tenminste een stabiele, welvarende samenleving opbouwen. Het gaat dus om imaginaire ordes. Ze zijn niet kwaadaardig of vals, maar de enige manier waarop grote aantallen mensen effectief kunnen samenwerken en samenleven.”