Prachtige plek: het Haeselaarsbroek en de velden eromheen
Zo, ik heb een nieuwe favoriete plek gevonden. Bijna naast mijn huis. Ik wandel veel en ook in dit gebied. Maar de eerste keer dat ik op deze plek – het Haeselaarsbroek – kwam, was nog niet zo lang geleden. Ofja, ik ben er wel vaker geweest, maar heb nooit op de natuur gelet. Die keer was samen met mijn zus op een druilerige zaterdagmiddag. Wandelschoenen aan en op pad. Uiteindelijk zijn we via Susteren en het gebied in de buurt van camping Hommelheide uitgekomen op een plek die Im Eiländchen heet. Dat is net over de grens in Duitsland. Ik hou er altijd van om paadjes te kiezen die niet echt doorgaanbaar lijken. En soms zelfs routes waar geen pad is. Zo langs de rand van velden af. Net zoals ik altijd samen met Koen deed toen we nog klein waren. We waren altijd buiten. Altijd in het veld voor het huis. Door de mais, door het hoge gras. Overal vlinders. Of ijs in de winter. Slidderen op de bevroren beek. Heerlijk. Dus ik heb inmiddels door dat ik dat gevoel van vroeger krijg als ik kriskras mijn pad maak. Die zaterdagmiddag was het erg lekker. Voor m’n zus wat minder, want het bleek al snel dat zij geen waterdichte wandelschoenen aan had. Terwijl het echt waterig en moerassig was op de plekken waar dat pad niet was. In de verte doemde het bos op. Snel die kant op en proberen op het droge te komen. Met een wandeling door het kreupelhout tot gevolg. Er leek geen einde aan het bos te komen – en soms was het springen over een net wat te diepe beek met water. Totdat we een hekwerk in het zicht hadden met – ongekend – een klein trappetje om eroverheen te klimmen! Yes! De wandeling was lang en lekker – zo’n 18 kilometer als ik het me goed herinner. Het stuk abrikozenvlaai met teveel slagroom en de warme kop koffie smaakten eenmaal thuisgekomen dan ook meer dan goed.
Dit weekend ben ik teruggegaan naar die plek. Of in elk geval het bos daar. Aan de ene kant heb je het Haeselaarsbroek. En aan de overkant ligt nog een bos – tegen de kalkzandsteenfabriek met groeve aan. Misschien heet dat ook wel Haeselaarsbroek. Wie weet. Dat bos verken ik als eerste, maar dat vind ik een beetje saai. Ooit in rechte lijnen aangeplant en weinig rumoer van vogels. Dus steek ik snel de weg over, met in mijn hoofd dat ik niet al te lang aan de wandel mag zijn, want de openingsrace van de formule 1 staat op de planning. Alleen… na die oversteek verlies ik de tijd een beetje. Ik ben dus aangekomen in het Haeselaarsbroek en zie de wilde Konikspaarden aan een klein vennetje staan. Hé, hier is dat bekende trappetje. Ik klim er overheen en sta weer in het bekende, wilde bos. Het is zompig op sommige plekken en er zitten veel vogels. Het is niet erg zonnig vandaag, dus het heeft ook iets mystieks. Ik hoor geritsel in een struik voor me en verroer me niet. Mijn camera hangt om mijn schouder en ik hou hem paraat. Op een gegeven moment zie ik de kleine kop van een knaagdier door het hout steken. Een marter? Een hermelijn? Een wezel? Ik ben niet bekend met de marterachtigen, maar het is iets in die buurt! Hij is bijna onzichtbaar en een foto maken lukt niet. Jammer, maar maakt niet! Geweldig dit. Ik loop iets door en zie angstige reeën in mijn ooghoek die het met de snelheid van een straalvliegtuig op een lopen zetten. Oh ja, die zitten hier ook! Ik loop door tot aan het open, moerassige gebied. Effe een rondje lopen en weer terug naar het trappetje. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Opeens hoor ik stemmen. Huh! Iets verderop zie ik drie jongens lopen. Ik loop door en kijk eens wat ze aan het doen zijn. Eentje heeft een grote zaag in zijn handen – volgens mij willen ze iets stiekems doen. Een boom omzagen ofzo? Ze kijken me angstig aan en ik roep lekker nonchalant: hoooi! Ik weet gewoon dat ze zich betrapt voelen. Al weten ze niet dat het me totaal niet boeit wat ze hier doen. Ik ben ook ooit zo jong geweest.
Aangenaam: het Haeselaarsbroek
De plek heet dus het Haeselaarsbroek en is onderdeel van het buurtschap Pepinusbrug. Gelegen ten zuiden van de abdij Lilbosch en is het brongebied van de Pepinusbeek – een bekende beek hier in Echt. Het is één van de gebieden die op de overgang van het Midden-Limburgse terrassengebied en het Zuid-Limburgse heuvelland ligt. En nu ik er eens goed voor ben gaan zitten: een uniek en super waardevol natuurgebied in de gemeente Echt-Susteren. Hier in Limburg! Hier waar ik gewoon woon! Het Haeselaarsbroek volgt voor een groot gedeelte een laaggelegen gebied (een slenk genaamd) langs het prehistorische hoogterras van de Maas. Door de eeuwen heen is hieruit een gebied van moeras- en broekgronden ontstaan. Het hoogterras zorgt voor kwelwater, waardoor er bronnen en kleine beekjes zijn ontstaan. Deze monden tegenwoordig uit op de Pepinusbeek, wat oorspronkelijk een gegraven ontwateringskanaal is, maar is omgevormd tot een natuurlijke, lopende beek die dwars door het buurtschap Pepinusbrug loopt. Jeetje, wat had ik hierover graag verteld met pap. Maar goed. Het Haeselaarsbroek zelf is niet super groot (circa 20 hectare groot), maar heeft een mooie biodiversiteit. Het gebied kenmerkt zich door de afwisseling van graslanden, bebost gebied, moeras en afwateringsgeulen. Er leven dan ook veel verschillende soorten bloemen, vlinders, amfibieën, libellen en vogels in en langs populierlanen, struikgewas en bos. Mooi he! En er leeft (blijkbaar) een erg zeldzame bronlibel. In de vennetjes groeien van allerhande moerasviooltjes. Langs de poelen en plagplekken groeien de kleine zonnedauw en de moeraswolfsklauw. Niet dat ik veel verstand van bloemen en planten heb, maar Google vertelt me dat dit bijzondere plantjes zijn die op de rode lijst staan. Inderdaad: zeldzaam. Samen met de braamstruiken zijn ze de woonplaats van de boomkikker. Op de meeste plekken wordt het Haeselaarsbroek omsloten door broekbos – dit is permanent nat en af en toe plaatselijk overstroomd bos. Cool! Ook zitten er blijkbaar (sinds 2014) bevers in dit gebied. Goed te zien aan de bomen als je er een wandeling maakt!
Het Haeselaarsbroek: prachtig. Zuid-Zuid-Oost van de abdij Lilbisch. Ten Zuiden van de Haeselaarsweg, grenzend in het Oosten aan de weg Bos en Broek. In het Zuiden het uiteinde van het grondgebied van het buurtgebied Pepinusbrug.
De Paters
“Gaon weer langs de Paters? Is good!” Mijn pap en mam gingen vroeger elke dag naar hun ouders. Pap naar de zijne, mam naar de hare. In het weekend gingen we altijd bij alle twee op bezoek. Meestal eerst naar de Drees en daarna door naar de Slek. Mijn zus en ik gingen altijd mee. Beetje afwisselen, wat lukte. Naar opa en oma van de Baek gingen we meestal met de auto. Pap reed dan meestal een stukje om en vaak gingen we langs de Paters. Een abdij in de buurt van de Slek, waar opa en oma woonden. Op de Slek woon ik nu zelf – het heeft me altijd getrokken. De Paters zijn er ook nog. En eigenlijk heet het abdij Lilbosch. En de paters zijn monniken. De monniken van abdij Lilbosch. In 1883 vestigden de eerste monniken van de Paters Cisterciensers, meer bekend als Trappisten, zich in deze buurtschap. Hé, toch paters! Ze kopen een vervallen hoeve en landgoed in een woest moerasgebied. Juist: het huidige Haeselaarsbroek. De hoeve en landgoed zijn van de nazaten van legerkapiteit Stephanus Pavinowitz, die het weer in 1699 van de Spaanse koning Karel II heeft gekregen. De paters verbouwen het tot een klooster wat in 1912 tot abdij is verheven: abdij Lilbisch. Een abdij is trouwens een geheel van gebouwen, waar het klooster het belangrijkste van is. Tegenwoordig zou je dat misschien een campus noemen. Maar goed: campus Lilbosch klinkt ook werkelijk nergens naar. Maar goed. Ze bouwen een gastenkwartier en een juvenaat voor de eigen priesteropleiding. Vanaf 1935 komt de abdij tot zijn grootste bloei – er zijn dan 83 paters en broeders. De gebouwen worden vanaf eind 1942 bevolkt door leden van de Hitlerjugend en de Bund Deutscher Mädel. Er wordt een grote bunker aangelegd, die nog steeds in de grond zit. Daar weet Né alles van – goede vriend van pap. In januari 1945 wordt bij de extra versterkte abdij in Pepinusbrug en omgeving zwaar gevochten. De abdij wordt daarbij ernstig beschadigd en na de oorlog gerenoveerd. Sinds de jaren vijftig heeft de akkerbouw een steeds grotere plaats gekregen. Inmiddels is het landbouwbedrijf van abdij Lilbosch (officieel Sint Jozefadbij geheten) in de Pepunisbrug het enige kloosterbedrijf in Nederland dat nog door monniken zelf wordt beheer. De omgeving – yes – is aangewezen als Natura 2000-natuurgebied. En dat snap ik inmiddels heel goed!
Gejat – euhm met verwijzing gekopieerd van plaatsengids.nl: Het Haeselaarsbroek is deels gelegen op een helling. Ook is er een kwelzone in het gebied aanwezig. Door deze omstandigheden is in het gebied een grote abiotische variatie aanwezig, die tot uitdrukking kan komen in de vegetatie. Dit is terug te vinden in natte en vochtige heide, heischraal grasland, kleine zeggengrasland en gagel- en wilgenstruweel. Door de aanleg van moerassige poelen, die wisselen in grootte en diepte wordt aan amfibieën de gelegenheid gegeven om zich voort te planten. Deze poelen zijn echter ook van belang voor de vegetatie en voor andere diergroepen (bijvoorbeeld libellen). Het Haeselaarsbroek vormt door zijn openheid, grote variatie in vegetatietypen en vegetatiestructuren een geschikt leefgebied voor dagvlinders, sprinkhanen en libellen. In het plangebied zullen verder een groot aantal verschillende soorten vogels kunnen worden aangetroffen. Ook de reptielen zullen profiteren van de herinrichting.
Tenslotte
Niet alleen dit weekend ben ik naar het Haeselaarsbroek geweest. Nee. Ook gisteren. En ook vandaag. Met als resultaat dat ik daar uren heb rondgelopen en pas om 21.00u aan het avondeten zit. Ofja, gisteren dan. Vandaag is het 20.30u. Ik struin er langs de veldpaadjes en loop langs de beekjes. Effe over het prikkeldraad heen om uit te komen bij braamstruiken die in bloei komen en waar van allerhande volgels zich in en op nestelen. Zo leven er veel zwarte roodstaarten. De mooie, donkere mannetjes en de lichtere vrouwtjes. Staartmezen zijn ook niet vreemd en natuurlijk de bekende vinken en kool- en pimpelmezen. Tjiftjafs zijn er ook meer dan genoeg, net als de geelgors. Ik kan me niet herinneren dat ik die eerder ergens heb gezien. Gisteren heb ik ook een rietgors gezien. Merels zitten er ook, net als reigers. Volgens mij heb ik vandaag een zanglijster gezien – zou dat kunnen? Er zitten wilde eenden en fazanten. De bonte specht laat ook van zich horen, net als de roodborst. Het dartelt allemaal om je heen. Geweldig. En dan weet ik meer dan zeker dat ik veel vogelsoorten nog niet eens heb gezien. Vandaag liep ik langs een bramenstruik en hoorde iets ritselen. Huh? Geen idee. Eenmaal een paar tientallen meter doorgelopen draai ik me om door het geluid van een roepende merel. In een splitsecond komt een klein reetje uit de struik. Hij kijkt verdwaasd om zich heen en rent snel weg. Echt prachtig. Ik ga morgen weer terug…
Bron: onder andere https://www.plaatsengids.nl/pepinusbrug.