Blog: een geweldig bezoek aan IJsland
IJsland: the island of fire and ice! Het is 2020 en corona houdt ons allemaal in de ban. Na maanden thuiswerken en eigenlijk wel twee parallelle functies voel ik me een beetje moe. En dat ben ik niet echt gewend. Dus binnen no-time boek ik verlof en ga op zoek naar een vakantie in het buitenland. Mijn reis naar Colombia in april is niet doorgegaan, maar ik ben echt klaar om het huis even te verlaten. En het wordt dus IJsland! Waar ik eind 2016 als eens met Rob ben geweest, maar wat nog zoveel andere plekken heeft waar ik toen niet ben geweest. Zo gezegd, zo gedaan. En Linda wil wel mee – hoe leuk is dat. Nou, het was een vakantie om nooit meer te vergeten! In deze blog lees je onze reisroute, de ervaringen, de plekken die we hebben gezien. Zoals ik altijd doe, schrijf ik het (vooral voor mezelf) op. En wie weet is er nog ergens één of andere gek op de wereld die dit artikel met plezier leest. Je weet maar nooit.
Het was waanzinnig!
Twee weken lang op pad met Linda en de auto. En nee, we zijn elkaar niet eens zat. Haha. De wijde natuur in, gewandeld op vulkanen en (bij) gletsjers, natte voeten meegepikt in moerassig gebied, snorkelen in de wereldberoemde Silfrakloof en hard gelachen tijdens het rennen met kunst en vliegwerk. Maar ook het ‘tussendoor’ plannen van een bezoek aan de Vinbudin. Het na een lekkere dag crashen in de hot tub bij een knus huisje met een lekker drankje erbij. Vegetarische pasta eten die toch wat flauw is. En wat te denken van de vele vogels! Het zien van de beroemde papegaaiduikers op een plek waar we gewoon alleen rondlopen en in de poep in het gras liggen. Maar ook de prachtige regenwulp, goudplevier, grutto’s (Linda weet waar ze wonen), mooie alken, tureluur, Noordse sternen (die soms aanvallen) en vele strandlopers. Qua watervallen ben ik de tel kwijt, maar het waren er veel. Met veel mooie ertussen, zoals de ongekend krachtige Detifoss of de Bruarfoss! Waaw. Zo’n 1500 kilometer gereden en ongeveer 150 gelopen – inclusief bezoek aan het hoofdkantoor van de Blue Lagoon en de rijles van Linda. Ook heb ik door de leuke quiz-podcasts mijn algemene kennis aardig bijgespijkerd en weet ik dat mijn spijkerbroek best twee weken wandelen in de natuur overleeft. Op een klein gaatje bij de knie na, door dat stomme prikkeldraad, nadat we weer eens de weg kwijt waren. Haha. Nu is de tijd weer aangebroken om alle was er doorheen te jassen en terug te kijken op een geweldige tijd in IJsland. Ik ga de boterham met kaas en ‘welke zal het worden’ kop koffie missen. Pura vida.
Reisroute in een notendop
Yes. De reisroute gaat het hele eiland rond. Ofja, voor een groot deel. Met een huurauto is dat echt heel goed te doen. Die is uiteraard vooraf geregeld, net als de vlucht en de overnachtingen. Slapen gebeurt op veel verschillende plekken – super knusse plekken. Huisjes aan een gletsjer of een fjord, huisjes die bij binnenkomst ‘opgestookt’ worden tot 30 graden, waar het best klein is, maar echt elk hoekje en gaatje een functie heeft. Plekken waar je heerlijk de hottub kunt induiken na een dag wandelen en zo verder. Die plekken vormen het startpunt om op pad te gaan. De route qua overnachtingen ziet er zo uit: start in Reykjavik, door naar Reykholt (die ene, niet die andere), vanuit Reykholt naar Hvammstangi, door naar Akureyri, door naar Egilsstaðir, naar Höfn, door naar Fljotshlid om vervolgens weer af te sluiten in Reykjavik.
De buurt van Reykjavik en Reykholt – de Golden Circle
Natuurlijk heb je hier de bekendste plekken, die tezamen de Golden Circle worden genoemd. Met het Thingvellir Nationaal park en de geothermische gebieden van de geisers Strokkur en Geysir liggen.
De dag begint gewoon vroeg! Lekker geslapen en even wat inkopen gedaan bij het tankstation voor de deur. Waarom heb ik ook alweer 60.000 IJslandse kronen gepind? Je kunt werkelijk alles met je pinpas betalen in dit land. Hop: de auto in. Het is wel even wennen in deze auto, maar dit is ons onderdak voor de komende twee weken. De Spotify koppelt nog niet, maar dat komt wel. We rijden door naar het Thingvellir Nationaal Park. Die T is eigenlijk een soort van P met een gek iets eraan. Zul je wel uitspreken als een T denk ik: Þingvellir. Het is voor de IJslanders een belangrijke plaats. De nakomelingen van Ingólfur Arnarson, de stichter van Reykjavik, richtten in 930 het Alding bij Þingvellir op. Dit was de plaats waar ’s zomers elk jaar de grote grondeigenaren, boeren, krijgslieden, handeldrijvers en anderen bijeen kwamen om onderlinge vetes te beslechten, om huwelijksverbonden aan te gaan, om zaken te doen, om recht te spreken, om nieuwe wetten uit te vaardigen, om nieuws uit de verre uithoeken van IJsland uit te wisselen, om weergeld voor moord en doodslag te betalen of te ontvangen en om mensen vogelvrij te verklaren of te executeren. Kortom, het Alding was dé plaats waar voor iedereen zaken van (levens)belang werden geregeld. Lekker dan. Bij Þingvellir is de Midden-Atlantische Rug heel duidelijk zichtbaar. Dit is de scheidingslijn tussen het Noord-Amerikaanse (ten noordwesten van de kloof) en het Euraziatische (ten zuidoosten van de vlakte) continent, met de vlakte zelf als scheiding. IJsland drijft hier door de tektonische bewegingen met een snelheid van 1 à 2 cm per jaar uit elkaar, wat tot verschillende fenomenen leidt. Diepe kloven gevuld met zeer koud en helder water gevoed vanuit ondergrondse waterbronnen, fissuren, barsten, watervallen, verzakkingen en breukvlakken.
We wandelen een rondje op deze mooie plek en ineens zijn er vliegen. Veel vliegen. En dan loop ik een goede collega met z’n gezin tegen het lijf: wat een toeval. Na een praatje volgt een lekkere boterham met kaas in de zon en gaan we door naar het snorkelen in de Silfrakloof. Yes, dat is dus die kloof die is gevuld met koud en helder water! Je blijkt overigens goede, warme onderkleding nodig te hebben. Nou, die ligt lekker thuis in Nederland in de kast, haha. Dus ik stap er maar gewoon met m’n ultradunne boxer in. Waarna het drysuit volgt… Een combinatie ‘broek met vest en laarzen aan elkaar vast’ en daar bovenop nog een soort van astronautending. Wat zit dat ding strak zeg! Ook al heb ik maatje XXXL aan. Sexy. Jeetje. Ik kan m’n hoofd amper bewegen. Het water is aardig koud – drie graden – maar wat is het snorkelen mooi zeg! Echt genieten en de tijd vliegt voorbij. Na afloop komen we aan de praat met de gids die ons vertelt over de Vinbudin: een winkel waar je alcohol kunt kopen. Want een rondje supermarkt heeft tot nu toe nog niks opgeleverd. Dus die bezoeken we in Selfoss. De rekening is maar liefst 175,- maar ach! Helemaal euforisch – ook van het snorkelen – stappen we de auto in en rijden door naar een plaatsje met de gemakkelijke naam Borgarbyggd. Of zoiets. Een mooi knus huisje waar de eigenaar de hot tub al heeft aangezet! Hoppa! Het is gezellige avond met een drankje, tosti en chips. Wat heeft een mens nog meer nodig?
De volgende dag voelt zeker nog niet als dag drie. Ontbijt: een kop koffie (of twee) en een boterham met kaas. Lekker. Buiten klinkt een gek geluid van vogels die hoog in de lucht vliegen. We proberen te achterhalen wat voor vogels het zijn, maar dat is nog niet zo gemakkelijk! Dan maar op pad om een mooie wandeling te maken naar een paar watervallen die Linda op de kop heeft getikt. We crossen zo’n twee uur in de auto door een prachtig IJslands landschap. Heerlijk. Een deel gaat over een onverharde weg – hopelijk geen schade aan de auto! Wel apart trouwens dat me dat te binnen schiet, want na twee weken IJsland is het aandeel onverharde wegen echt wel groot. Maar goed. Op weg naar de watervallenplek stoppen we bij een kleintje. Daar zit imposant poserend een kleurrijke goudplevier op een rots. Mooi zeg! We doen wat boodschappen en beginnen aan een wandeltocht van ongeveer 6 kilometer. Het is lekker wandelen met veel Noordse sternen die over en langs de rivier vliegen. Ze hangen zo lekker in de lucht! De route gaat allereerst naar de Hlauptungufoss en daarna naar de Bruarfoss. Die laatste is echt geweldig zeg – en heeft van alle watervallen in de Golden Circle by far het meest helderblauwe water! Naja, die eerste is ook mooi hoor! Je kunt er mooi dichtbij staan. Op weg naar de waterval hupt constant een klein vogeltje voor ons op het pad. Een goede wegwijzer in hartje IJsland. Daarna gaat onze route door naar de bekende geiser Geysir. En IJsland kun je niet bereizen zonder de natuurlijke baden op te zoeken, dus dat doen we lekker in Laugarvatn Fontana. Het is heerlijk badderen en ook de dip in het meer zelf doet goed. Al is dat wel een beetje koud zeg! In de avond is het weer goed toeven in onze hottub (we weten waar de thermostaat hangt), met drankjes met muziek en pasta met een salade. Al is die wel wat flauw, maar goed. Nee, niet de muziek. De pasta.
Door naar het Noorden: Hvammstangi en vogels bij Hamarsrétt en Illugastadir
Vandaag heb ik uitgeslapen. De rum-cola gisteren ging er erg lekker in en dus eens luxe gedaan: 7.30u opgestaan ofzo. Het moet niet veel gekker worden. Linda is al eerder wakker. Als ontbijt voor vandaag: de koude pasta van gisteren met balsamicoazijn om toch wat smaak te krijgen. Ik laat in het midden hoe goed dat is gelukt. Hoewel Linda snakt naar haar favoriete cracker met kaas, helpt ze toch mee om de pasta op te maken. Buyaka. Daarna pakken we onze spullen, zeggen ons eerste echte huisje vaarwel en gaan op weg naar de nieuwe bestemming: Hvammstangi. Probeer dat maar eens vijf keer snel achter elkaar uit te spreken. Maar eerst even de tank volgooien. We worden al snel afgeleid door een prachtige vogel die flink aan het ‘kabalen’ is: een regenwulp. IJsland zit er uiteindelijk vol mee, maar dit is onze eerste echte. En lekker dichtbij! Ze heeft stiekem een goed oog voor vogels! Cool. De route vervolgt en het is vandaag best bewolkt en frisjes. Mijn nieuwe winddichte jas komt toch nog goed van pas. Wat blijkt is dat je met deze jas in een bad met water kunt springen en dan lekt hij nog steeds niet. Wel moet je eerst wat verzinnen qua schoenen en broek, maar het gaat om het idee, nietwaar? Ons nieuwe huisje is nog bewoond (wat we zien) dus rijden we door naar het noorden. Een plek met veel vogels. Je neemt dan de weg 711 die helemaal rond dit kleine ‘schiereilandje’ loopt. We kiezen ervoor om de route langs de kust te nemen en dat valt zeker niet tegen! Sterker nog, altijd doen! Eerst een prachtige plek met de naam Hamarsrétt – een rots met veel meeuwen en Noorse sternen. Er zitten ook sternen die wel erg dichtbij komen. ‘Er zijn van die vogels die je aanvallen, heb ik gelezen’, zegt Linda! En die meeuwen blijken achteraf ook speciaal te zijn, want het zijn zogenaamde Noordse Stormvogels. En dat zijn geen meeuwen.
Op het eerste gezicht lijkt de vogel een meeuw, maar stormvogels en meeuwen zijn niet direct verwant. De stormvogel is grijs en wit met een gele snavel, ongeveer 45-50 centimeter groot en heeft een spanwijdte van boven de meter. Het zijn super goede vliegers en hun levensverwachting is hoog – het is niet ongebruikelijk dat ze 40 jaar oud worden. Hoppa, door naar een andere, werkelijk prachtige plek: Illugastadir. Bekend omdat er zeehonden leven, maar wat een waterpret qua dieren! Echt super. Vooral de Iceland Guillemot (een alk, rode voeten, zwart met wit) en de honderden, misschien wel duizenden sternen die er rondvliegen. En wat denken van de waterlopers, zoals de bontbekplevier en de bonte strandloper (denk ik). Ook leeft er zit een massief grote eend: de grote zee-eend. Een joekel. Daar kun je behoorlijk wat salades mee vullen. Waarbij je moet weten dat ik helemaal niet van eend hou. Nouja, in elk geval. Terug in de auto eten we – inderdaad – een boterham met kaas (twee zelfs). En dan zit er opeens een tureluur… geweldig. Het is echt een prachtige rit langs, door en tussen (nee, niet over) honderden vogels. Wat een spektakel. Verkeersbordjes langs de weg vertellen je ook dat je ervoor moet oppassen. Ik zou hier niet zo snel uitstappen! Door naar de gekke rots Hvítserkur die lijkt op een soort van buffel in het water. Omhoog geklommen, even gebeld met m’n zus en daarna lekker door naar de nieuwe blokhut. Een knus huisje met goede bank en verwarming die niet uit wil gaan. Holadiho. Burrito’s gemaakt (zonder oven, want dat blijkt toch een magnetron te zijn) en in de avond lekker gerelaxt en lekker gelachen met de internetgekkies. Heerlijk! Rond een uur of 1 in de nacht is het nog steeds niet donker. We gaan toch aardig laat slapen. Moet kunnen. Het is vakantie.
De Iceland Guillemot
De Iceland of Black Guillemot is een zwarte zeekoet van de alkenfamilie, afkomstig uit de noordelijke Atlantische kusten en oostelijke Noord-Amerikaanse kusten. Hij leeft in een groot deel van zijn verspreidingsgebied, maar grote populaties uit het hoge noordpoolgebied trekken in de winter naar het zuiden. De vogel is te zien in en rond zijn broedhabitat van rotsachtige kusten, kliffen en eilanden in enkele of kleine groepen van paren. Ze voeden zich voornamelijk met vissen, schaaldieren of andere benthische ongewervelde dieren. Ze staan vermeld op de rode lijst van de IUCN als een soort van zorg. De IUCN is trouwens een internationaal samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met natuurbehoud en het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen. Terug naar de studio.
De volgende dag krijg ik dan eindelijk mijn traditioneel IJsland ontbijt: toast met zwarte bonen. Haha. Dat is erg lekker. Zwaar? Nee hoor! Ik heb lekker geslapen, maar mijn nek zit toch een beetje vast. Lekker rustig opgestart en op het gemak eens gekeken wat we op onze planning zetten. Allereerst op weg naar Kolugljúfur: een kloof in het noorden van IJsland. Deze kloof is door de zogenaamde Víðidalsárivier uitgeslepen, meer dan 1 kilometer lang en 40 tot 50 meter diep. Er staat een flinke stroming en ik schiet een paar mooie foto’s. Het is wel een beetje oppassen met de glibberige stenen, maar bij deze twee vaklieden is alles goed onder controle. Ondanks de zon is het wat kouder dan de voorgaande dagen. Het is trouwens fijn dat de auto als complete opslag dient, al wordt die wel een beetje vies van binnen. Boeiend. Onze weg vervolgt naar een plek genaamd Kálfshamarsvík en als tussenstop drinken we een kop koffie in Blönduós – en ik werk nog een lekkere croissant met kaas en ham naar binnen. In deze stad staat een super maffe kerk – niet mooi. In het koffietentje hangt een foto van een goudplevier: te koop voor 16.000 kronen. Denk maar aan ongeveer 100 euro. Jeetje. Die van mij is voor minder te koop.
Na een lekker ritje – inclusief Linda die met gierende banden over de zandweg heen scheurt – komen we dankzij Google Maps aan bij de plek met mooie basaltkolommen: Kálfshamarsvík. Deze kolommen zijn meer dan 2 miljoen jaar geleden gevormd. Ze zijn ontstaan doordat lava zeer langzaam is afgekoeld, waardoor het gesmolten gesteente is gekristalliseerd. Het waait er trouwens hard, maar ach. Het is een mooie plek ondanks het wat bewolkte weer. Vooral ook de wandeling aan de linkerkant langs de zuilen is mooi. Voor de kijker rechts. Of nee, toch links. Niet doen met zwakke enkels trouwens. Op de terugweg eet ik een lekkere boterham – ik schat in boterham met kaas nummer 9 of 10 – en daarna door naar onze volgende bestemming: de Reykjafoss waterval. De route brengt ons via de mooie noordelijke fjorden naar het binnenland. De omgeving verandert ook erg en het is best opletten geblazen. Al komt dat ook omdat ik me een ietsiepietsie moe voel. Je rijdt 90 op deze weg, maar er is zoveel te zien om je heen. Zeker ook omdat de zon inmiddels vrolijk schijnt. Na een kleine omrit komen we aan bij de parkeerplek voor de wandeling naar de waterval. Ofja, die is eigenlijk wat verder door, maar we besluiten ‘gewoon’ te gaan wandelen. Prima toch. Anders is het ook maar saai. Lekker gelopen en even in een natuurlijke poel naast de waterval een bad genomen. Denk vooral niet aan al die dode huidcellen die op de grond van die ondoorzichtige bron driftig spartelen! Haha. We harken een paar van die cellen naarbinnen, kleden ons om in een koud briesje en vervolgen de route naar onze eindbestemming: Akureyri en de hut in de buurt. Akureyri is de hoofdstad van het noorden met circa 18.000 inwoners. Na wat omzwervingen in deze gezellige stad eten we een lekkere taco met kip en guacemole in een backpackerstent. De Guinness smaakt lekker en het potje schaak is leuk. Al verlies ik wel. Dit spel gaat me echt niet snel genoeg en buiten dat heb ik er ook gewoon weinig verstand van. Joh, ik dek me wel aardig in, vind je niet? Daarna door naar ons huisje dat aan het fjord met de naam Eyjaffjördur ligt. We laten de hottub volstromen en zitten er de hele avond in. Het bed wordt pas rond half 2 opgezocht. Pura vida!
Het Myvatn Nationaal Park
De plek waar we de komende dagen verblijven is super! Een heel grote kamer, een aparte slaapkamer, een zitje buiten en de hottub niet te vergeten. Mocht je ooit in die buurt komen, het heet Fagravik Cottages. Alleen is de eindschoonmaak voor eigen rekening, maar dat is voor latere zorg. Zelfs de ramen moet je lappen als je het briefje moet geloven. Nou, dat doen ze maar lekker zelf! Gekke IJslanders. Vandaag word ik (uiteraard) vroeg wakker, maar ik heb heerlijk geslapen! Eindelijk eens een goed kussen. Hatseflats en dat in IJsland. En zelfs een aparte slaapkamer – hoe luxe is dat. Volgens mij heeft Linda de oordoppen hard aangedrukt vannacht – maar of dat nodig was? Mijn hoofd is alleen een ietsiepietsie zwaar. Naast de rum-cola hebben we gisteravond ook nog de laatste fles wijn met lichte bubbels weggetikt. En dan bedoel ik echt: weggetikt. Jeetje. Er zit een oven in de keuken dus eet ik twee tosti’s als ontbijt. Voor de variatie. Met roomkaas (peper), kaas, oregano en zoete chilisaus. Erg lekker, zeker met een goede kop koffie erbij. We gaan rond 8.30u op pad richting het Myvatn nationaal park. Eén van de vijf onderdelen van de Diamond Circle hier. Een korte tussenstop volgt bij de Godafoss (foss = waterval, maar dat heb je vast al door) die niet super speciaal is. Wel loopt er een mooie koperwiek (vrouwtje) rond die ik op de foto zet. Die liepen ook al rond in Thingvellir. We gaan door naar de noordelijke parkeerplaats van het park. Het miezert en mijn jas wordt eindelijk getest: waterdicht! Alleen mijn schoenen niet – dat valt me altijd pas in als ik het nat krijg, haha. Het wordt toch eens tijd nieuwe schoenen te kopen, want deze heb ik al meer dan 10 jaar. Al doen ze het nog prima hoor. En ze hebben me al veel plekken op de wereld laten zien. Na drie rondjes ‘schiereiland’ zijn we er dan toch vanaf gekomen. Toch maar even de kaart erbij gepakt en door naar een andere plek: Dimmuborgir. Een supermooi gebied dat aandoet als Mars en is gevormd door lava. Al weet ik niet exact hoe Mars eruit ziet trouwens. We volgen de spiksplinternieuwe gele route, die er uiteindelijk voor zorgt dat we niet echt weten waar we zijn. Om ons heen zien we alleen maar puntige rotsblokken en hier en daar wat water. Er staan inmiddels al flink wat kilometers op de teller. Echt heerlijk dit! Met een flinke looppas in de benen en wat padvinderachtige navigatietechnieken vinden we uiteindelijk het houten bruggetje weer terug, waarmee je over een hek klimt. Hoppa. Voldaan ploffen we neer in het bezoekerscentrum, kunnen weer eens ‘hallo’ in het Nederlands tegen iemand zeggen, en doen ons tegoed aan een goede kop refill koffie en een lekker broodje met gerookte forel. Wat is dat lekker als je intensief hebt gewandeld. Het voelt echt heel erg voldaan.
Mývatn is de naam van het meer in het noorden van IJsland en ligt in een zeer actief vulkanisch gebied. Het wordt omgeven door vele objecten van vulkanische oorsprong, zoals de explosiekrater Hverfell, de grillige lavaformaties van Dimmuborgir (duistere burchten), de tafelberg Búrfell (Berg van de potvis), de pseudokraters bij Skútustaðir aan de zuidelijke rand van het meer, de grotten met heet water bij het plaatsje Reykjahlíð, het solfatarenveld bij Hverir en het zeer actieve gebied bij de Kraflavulkaan een aantal kilometers verderop. Bovendien is het meer zelf ten gevolge van een aantal vulkaanuitbarstingen ontstaan. Mývatn betekent “muggenmeer”, omdat ’s zomers op (de sporadische) windstille dagen erg veel dansmuggen uit het water komen. Omdat veel muggenlarven en vis in het schone water voorkomen, wordt het gebied het hele jaar door druk door diverse vogels bezocht. Een goede website voor wandelroute in dit gebied is trouwens deze!
Onze weg vervolgt naar de Kaflakrater, die niet echt bijzonder is. Een klein kratermeer met helderblauw water. Dat komt misschien ook door de kou en het bewolkte weer. Hop de auto in en door naar de zwavelvelden van Hverir. Erg leuk, vooral door de mooie roodtinten van de aarde. Wel kkkkoud. Super leuke foto geschoten! En dan na wat omzwervingen naar de Hverfjall vulkaan. Het is nog een puzzel om er te komen, maar het is gelukt. De vulkaan is ongeveer 2500 jaar geleden in een aantal dagen ontstaan. De uitgestoten lava koelde door water vrijwel onmiddellijk af, waardoor de ringvormige vulkaan uit vrijwel alleen tefra, as en gruis bestaat. Lekker naar boven gerend en idem dito naar beneden. En toen op weg om nieuwe drank te halen bij de Vinbutin. We gooien onze planning een beetje om, want het is toch wel lekker om ’s avonds een drankje (hooguit twee…) te drinken. Hoppa. Verder nog inkopen gedaan bij de supermarkt om een pasta te maken die we uiteindelijk niet maken. Na een mooi rondje wandelen rond het huisje, spring ik uiteraard weer lekker de hottub in. Daarna eet ik nog een tosti (never change a winning team). Het is een rustig avondje.
De Hverfell, ook wel de Hverfjall genoemd, is een kegelvulkaan in het noorden van IJsland in het Mývatn gebied. Beide namen betekenen hete-bronnen-berg. De vulkaan is ongeveer 2500 jaar geleden in een aantal dagen ontstaan. De uitgestoten lava koelde door water vrijwel onmiddellijk af, waardoor de ringvormige vulkaan grotendeels uit tefra, as en fijn gruis is opgebouwd. Tefra is de verzamelnaam van al het materiaal dat tijdens een vulkanische uitbarsting uit de lucht naar beneden valt, ongeacht de samenstelling of deeltjesgrootte ervan. De vulkaan is 312 meter hoog, heeft een krater met een diameter van ongeveer 1 kilometer en is 140 meter diep. In het midden van de krater ligt een kleine asheuvel. De kraterwand is via twee niet al te moeilijke wegen te beklimmen en een wandeling rondom levert fraaie vergezichten over het Mývatn meer op. Om de tere structuur van de vulkaan niet te beschadigen mogen de wandelpaden niet verlaten worden. Op aarde bevinden zich slechts weinig vulkanen van dit type: een tweede (Lúdent) ligt naast de Hverfell en een derde, wat kleinere, Diamond Head, bevindt zich op Hawaï.
Husavik en de papegaaiduikers!
‘De dag die je wist dat zou komen’ – ofzoiets. Deze dag heb ik al opgeschreven in een andere blog over de papegaaiduikers. Die lees je hier! Nu heb ik ooit ‘bedrijfskundige informatica’ en daarna ‘information management’ gestudeerd. Daar leer je dat je altijd moet oppassen voor dataredundantie. Dus ik weet nu niet goed of ik hier dat hele verhaaltje moet overtikken of niet. Dubbele data. Problemen met synchroniseren, risico’s op data issues. Naja, nee, ik doe het niet. Maar: het was een werkelijk prachtige dag. Allereerst een bezoek gebracht aan een plek met de naam Voladalstorfa. Je rijdt vanuit Húsavík een kilometer of 20 door (ongeveer een kwartiertje met de auto) en dan ben je er. Wel gewoon even op de navigatie instellen, want het is een doorgaande weg. Er is geen parkeerplek, maar je ziet wel een hek met een bordje. Verboden te betreden tussen april en medio juli in verband met het broeden van onder andere eenden. Dus ook niet doen. Wij zijn er eind juli en mogen dus door! Eenmaal voorbij het hek loop je het zandpad af. In de verte zie je de vuurtoren al staan – dat is je ijkpunt. En daar zitten echt honderden papegaaiduikers. Waaw, echt zo mooi! Hier vermaak ik me super! Daarna even Húsavík bezocht en lekker gegeten. Linda een super lekkere vissoep en ik een pizza. Ook lekker. Daarna maken we ons avontuur in Mývatn af met een wandeling in Kálfaströnd. Dat valt een beetje tegen – de route is kort en te uitgestippeld. Er hebben zich tientallen kleine muggen genesteld op en in (hem en met hem – sorry, katholiek grapje) onze schoenen en broek. Even afkloppen (letterlijk) en een nieuwe wandelplek zoeken en vinden. En die ligt dus gewoon bijna naast ons huisje, haha! Krossanesborgir: aan het mooie fjord met veel bloemen en meeuwen. Super leuk al ben ik behoorlijk gaar van het autorijden. We lopen nét wat verder dan de gebaande paden en dat offroad gaan is nog een hele belevenis. Het gras is hoog, de grond ongelijk en we komen heel toevallig aan de ‘verkeerde’ kant van de rivier uit. Hoe ken det den? Met ploegen tot gevolg. Door het gras en over hekken, waar menig Iron Man deelnemer nog een puntje aan kan zuigen én jaloers op is. Oef. Het is stiekem wel lachen en ook vandaag hebben we vele kilometers in de benen. Met meeuwenpoep in het haar (dat kan ik dus niet zijn…), de kleren onder de poep(ski) van de papegaaiduikers, een bezweet lichaam en ook wel moe maar voldaan, duiken we de hottub in met een lekker drankje erbij. Heerlijk. Na een lekkere wrap vult de blauwe lucht zich met prachtige roodtinten die de besneeuwde bergtoppen langs het fjord laten glinsteren. Ok – ik heb dus toch iets van redundantie gecreëerd. Over.
Naar het oosten: de rit via de Detifoss en Studlagil naar Egilsstaðir
We zijn allebei vroeg wakker (even na 6 denk ik) en maar gewoon opgestaan. What’s new. Allereerst een goede kop koffie gedronken – heerlijk. Ook: what’s new. Waarom heb ik toch altijd een kop koffie nodig in de vroege morgen? Dan maken we de boel een beetje schoon – mede door de 1001-puntenlijst van alles wat moet gebeuren. En ik maak de föhn per ongeluk kapot. Oeps. Je mag een föhn tegenwoordig niet eens meer aanzetten, zo lijkt het. De auto draait al warm voor een redelijk lange rit van 260km. Onze volgende bestemming is namelijk de plaats Egilsstaðir en die ligt bijna tegen de oostkust van IJsland aan. Die stad is gelegen op de oevers van de rivier de Lagarfljót. Het is een vrij jonge stad (gesticht in 1947) en uitgegroeid tot de grootste stad en het administratieve centrum van Oost-IJsland. Er wonen maar liefst 1800 inwoners. Grappig toch. De rit gaat lekker en tijdens het luisteren naar Peter en de Wolf spotten we nog nét het bordje van de Dettifos waterval! Wat een super machtig ding is dat zeg. Ongekend. Trek wel even een goede jas aan, want je wordt behoorlijk nat. Na een klein rondje wandelen op de maan is dan eindelijk het moment aangebroken: onze allereerst podcast quiz! Hoe grappig is dat.
De Dettifos is één van de drie watervallen die in het gebied van de rivier de Jökulsárgljúfur liggen. De waterval is 44 meter hoog en ruim 100 breed. Best groot. Het is de krachtigste waterval van Europa, met een waterverplaatsing van gemiddeld 200m³ water per seconde. Vanaf grote afstand hoor je het water al donderen. Het smeltwater van de Vatnajokull gletsjer is verzadigd met sediment, waardoor het zijn typische grijswitte kleur krijgt. De mist die altijd om de waterval hangt kan prachtige foto’s opleveren en wanneer de zon schijnt, is er vrijwel altijd een regenboog waarneembaar. Dettifoss maakt deel uit van de Diamond Circle.
Op weg naar Egilsstaðir wandelen we ook nog maar even naar een prachtig ravijn dat tot voor kort bijna niemand kent: de Stuðlagil Canyon. Al is het er aardig druk; voor IJslandse begrippen dan. Lange tijd was het verborgen onder water, totdat de waterkrachtcentrale Kárahnjúkavirkjun wordt gebouwd en de waterstroom in de gletsjerrivier Jökulsá á Dal extreem wordt verminderd. Door het dalen van het waterpeil komt vervolgens een schitterend ravijn met basaltkolommen tevoorschijn. Volgens sommige mensen het grootste en mooiste van IJsland. Kijk maar eens op Intagram trouwens: er zijn heel veel mensen die er super mooie foto’s schieten. Na een goede wandeling drinken we bij één of ander backpackershostel een kop koffie en belanden we bij onze super schattige blokhut, waar het binnen tot 30 graden is opgestookt. Om en nabij dan. Lekker douchen, pasta maken, spelletje spelen, m’n rode shirt wassen – hoe komt dat ook alweer? – en good-old Herexamen (ja, die van vroeger) kijken. Om vervolgens heerlijk te slapen.
Wandelen naar Stórurð – ofziets
Vandaag gaat de natuurlijke wekker alweer vroeg. Waarom schrijf ik dit hier toch telkens op? De koffie smaakt ook vandaag weer erg goed op de ouderwetse manier. Met grote dank aan het vorige huisje dat zo aardig was ons het hele pak koffie mee te geven. Of heb ik dat gedroomd? Best vroeg de auto ingestapt en natuurlijk een quiz gespeeld. Het is aardig bewolkt en heiig vandaag. We gaan wandelen: op weg naar Stórurð. Dat is een afgelegen vallei bij Borgarfjörður Eystri in Oost-IJsland, alleen te voet bereikbaar. In het boekje dat we van de reisorganisatie hebben gekregen, staat vermeld dat dit een verborgen pareltje is. Het ligt onder het enorme Dyrfjöll-gebergte, waar wandelpaden vanuit vier richtingen samenkomen op deze beroemde wilde en prachtige plek. Het is een wandeling van een uur of vijf. Zeven kilometer heen en weer zeven terug. Zie je dat woordje is staan? Nadat we drie witte paaltjes spotten, gaat de turbo erop. Een smal paadje wijst ons de weg. Uiteindelijk wandelen we 14 kilometer, maar zonder bij die vallei uit te komen. Sterker nog, we lopen er vrij ver vandaan. Maar: de wandeling is geweldig. Een prachtig landschap, uitdagende route die na de helft super nat en zompig wordt. Met natte voeten tot gevolg en met een super smerige spijkerbroek. Al is die van Linda net zo smerig. We rennen, springen over beekjes, kijken waar het drassig is en lachen vooral veel. Ok-ok, misschien ziet het er tijdens afdalingen uit dat ik geen controle heb over wat ik doe, maar niks is minder waar. Heerlijk. Na de lunch – een cracker met kaas voor Linda en de pasta van gisteren voor mij – zoeken we de ‘goede’ route uit. Maar goed, die vinden we uiteindelijk ook niet. We beklimmen bergen en op een gegeven moment voelt het niet super veilig aan. Volgens mij staan we bovenop een gletsjer ofzo. Op een bepaald punt sta ik op zompig lava. Naja. We bereiken een bergtop – waar blijkbaar weer een nieuwe achter ligt – en gaan terug naar de auto. Je moet op je toppunt stoppen, nietwaar? Lekker de auto in, de quiz afmaken met frisse schoenen om vervolgens ergens een lekkere kop koffie te drinken. Die heerlijk smaakt, met leuke kookboeken erbij. Lekker terug in ons knusse hutje is het tijd voor een biertje en een klein dutje. Muy bien. En daarna goed eten bij een restaurant in een hotel: kabeljauw met aardappelen, salade en een beurre blanc saus. Heerlijk. En een lekker wijntje erbij. Het was een fijne dag.
In IJsland zijn er veel goudplevieren te zien! European Golden Plover, Pluvialis apricaria. Het broedkleed van de volwassen vogel gis goudkleurig gespikkeld op de rug en kruin, met een zwarte buik, hals en kop en verder zwart tot aan het oog bij het mannetje. Als trekvogel gaat het niet slecht met de goudplevier, tussen 1980 en 2006 is er sprake van een lichte toename in getelde aantallen.
Op naar het zuiden: de gezellige plaats Höfn en het Jökulsárlón ijsmeer
Zo. Vannacht heb ik gedroomd over lepeltje-lepeltje. Ik ben alweer erg vroeg wakker en probeer om zo zachtjes mogelijk koffie te zetten. Maar je weet hoe dat gaat – het is vergelijkbaar met stilletjes de trap oplopen na een avondje bier drinken in de kroeg. Ook omdat de klein blokhut hier en daar een krakende vloer heeft. Haha! Vandaag ligt er een reis van zo’n 4 uur rijden in het verschiet. Vanuit het mooie Egilsstaðir naar de zuidkust. En dat is het puntje (zo ongeveer) waar het oosten het zuiden raakt. Je begrijpt het wel. Rechtsonder dus. Ook vandaag is het lekker toeven en toeren in de auto en vliegt de tijd werkelijk om. Muziekje op, quizje spelen, wat vertellen. Het gaat allemaal vanzelf. Op een gegeven moment voel en ervaar je dat je op de ringweg rijdt. Het landschap verandert en machtige rotsen verschijnen dicht langs de weg. Links is water. De werk kronkelt goed en er zijn veel bruggetjes die over een rivier of water lopen. Altijd even opletten of er iemand van de andere kant al is begonnen met oversteken. Want er past maar één auto op namelijk. Binnen notime komen we aan in een super leuk dorpje, Höfn, waar we een bezoek brengen aan de supermarkt en aan het water een lekker krokant broodje met kaas eten. Dat is trouwens ook een mooie plek – het water kronkelt mooi, de zon schijnt goed en het is er super rustig.
Vandaag staat we onze tweede activiteit op de planning die we vooraf hebben geboekt: kajakken bij Jökulsárlón. We zijn aardig op tijd bij ons huisje dat aan de rand van de Vatnajökull gletsjer ligt. De dames van de schoonmaak zijn nog driftig bezig, maar wij stellen alvast orde op zaken: de fles cola en het bier gaan de koelkast in. Even een rondje wandelen in de zon en dan hoor ik een heel vervelend bericht uit Nederland. Dat houdt me die dag (en ook daarna) nog bezig… klote. Maar goed: op naar het ijsmeer! De kajak blijkt een kano te zijn – tenminste, ik zou niet weten wat het anders is – en we peddelen een uurtje op het meer. Dat is mooi en ook lekker ontspannend. In 2016 ben ik ook bij Jökulsárlón geweest en dat is me altijd bijgebleven. De enorm grote ijsblokken die aan de rand van het water zijn aangespoeld. Waar je even op kunt gaan staan. Maar nu in 2020 dus op het water. Ik denk overigens dat onze kano best mee kan doen met de wereldkampioenschappen peddelen. De glinstering en de rimpels in het water zijn erg mooi, net als de weerspiegeling van ijsschotsen in het water. Dat levert mooie plaatjes op. Er ligt nog een zeehond te relaxen op een ijsblok en er zitten en vliegen ook wat vogels. En zo nu en dan breekt een groot ijsblok doormidden en klettert (deels) het water in. Daar moet je dan niet te dicht bij in de buurt varen, denk ik zo.
Hoppa, weer de auto in en in een half uurtje terug bij ons knusse gletsjer-view huisje! Trouwens, als je in IJsland bent, moet je echt die zure, zachte snoepjes eens kopen. Die kun je niet bewaren. We eten deze avond en lekkere chili sin carne. Op smaak gebracht met onze hagelnieuw gekochte kruiden! Waarvan het zout trouwens geen zout blijkt te zijn, maar iets anders. Ik weet effe niet meer wat het dan wel was… maar goed, het is dus geen zout. Spelletje gespeeld (yes, gewonnen, en ditmaal geen rode wijn over me heen) en De Slimste Mens gekeken. De drank vloeit deze avond rijkelijk en behoorlijk aangeschoten springen we het stapelbed in. Moet kunnen. De buren – veelal gezinnen met kinderen – krijgen er vast niet veel van mee. Ofja. Dat denk ik. Of hoop ik.
Ooit Tomb Raider, Batman Begins, Die Another Dat of A View to Kill gezien? Nee? Nou. Jökulsárlón is het bekendste en grootste gletsjermeer in IJsland. En al die films hierboven hebben scenes die daar zijn opgenomen. Het meer ligt ten zuiden van de Vatnajökullgletsjer tussen het nationale park Skaftafell en het stadje Höfn. Het gletsjermeer is vrij nieuw, aangezien het pas in de jaren 1934-1935 ontstond. Het meer groeide echter snel van 7,9 km² in 1975 tot op dit moment minstens 23 km² door het smelten van de gletsjers. Met een diepte van ongeveer 250 meter is Jökulsárlón ook het diepste meer van het land. Het is door de altijd ronddrijvende ijsbergen met fraaie ijsformaties populair bij toeristen. Er is een informatiecentrum en er zijn boottochten met onder andere een amfibievoertuig mogelijk op het meer. Ketsjing.
Na een goede nachtrust win ik de toss om een wandeling te maken bij een plek die Stokksnes heer. Nee, ok, eerlijk. Er is geen sprake van een toss. Niet nodig. Stokksnes is de naam van een schiereiland, waar een gebergte ligt met de naam Vestrahorn. Die Vestrahorn blijkt dus – nu ik hier thuis lekker achter m’n laptop deze blog tik – één van de meest gefotografeerde berge te zijn van IJsland. De foto’s worden vaak gemaakt in de buurt van het NAVO-radarstation dat op het schiereiland ligt. Jip, daar ben ik geweest. Ofja, langs gelopen. Er staat een ronde bol die maf uit ziet. Het zal me niet verbazen als bij die bol tijdens een koude winternacht een invasie van gekke aliens plaatsvindt. De omgeving kenmerkt zich door steile kliffen met pieken tot 450 meter hoog en zwarte zandstranden rondom. Er leven veel vogels: onder andere de Noordse Stern (die kun je niet missen), eenden, bontbekplevieren en grauwe franjepoten. Maar ik heb ook een mooie Jan-van-Gent gespot! Dat is alweer een tijdje terug zeg – in 2017 toen ik in Peru, Bolivia, Ecuador en op de Galapagoseilanden was. Vandaag is het trouwens prachtig weer en de wandeling is een prima afleiding van de kleine kater. De uitzichten zijn echt heel mooi met weerspiegeling in het water. Dat leent zich natuurlijk goed voor foto’s, waar je gewoon twee keer op staat. Twee voor de prijs van een. Cool.
Na een tijdje lopen en klimmen over de grote rotsblokken worden we gespot door een aantal sternen. Die activeren hun aanvalsmodus, met flink kabaal. Als je naar links loopt, vliegen ze naar links, en als je naar rechts loopt, naar rechts. Flink rennen joh! Linda zet het op een lopen en de ‘invasion of the body snatchers’ wordt bijna werkelijkheid, haha. Nee, dit is een iets te sterk verhaal aan het worden, maar toch. Intussen raadpleeg ik druk Wikipedia om te achterhalen of die vogels inderdaad aanvallen en wat je dan het beste kunt doen. Antwoord 1: ja ze vallen aan. Vooral als ze zich bedreigd voelen bij hun broedplek. Antwoord 2: ze vallen je hoofd aan, maar je hoort wanneer ze alarm slaan, want hun roep is anders als ze daadwerkelijk de aanval doorzetten. Antwoord 3: hou iets boven je hoofd in dat laatste geval. Een jas, je trui, je shirt, je hand (dan moet die het maar ontgelden) of een stok! Linda raapt een flinke stok op die ze een flinke tijd meedraagt. Na een mooi kijkje aan de rotsen waar je zicht heb op de Atlantische Oceaan, drinken we – uiteraard – een koffie in het zonnetje bij het Viking café. Door naar het buitenzwembad van Höfn – dat is een goed idee zeg! Lekker zwemmen in het zonnetje. Heerlijk. Daarna terug naar het huisje, wat gerelaxt en eten in Höfn. Een super romige pasta met langoustines. Het was een fijne dag. Best vroeg gaan slapen in het stapelbed.
Back to the beginning: een winderig Skaftafell Nationaal Park
Het zuiden is best langgerekt. Maar dat maakt niet, want de omgeving is prachtig en het rijdt lekker. Al heeft dat natuurlijk ook met de auto en het gezelschap te maken. De rit van vandaag lijkt ook nu op voorhand weer lang: 4 uur rijden naar een plaats met de naam Fljotshlid. Een plek die de IJslandse man uit Reykjavik bij het huisje gisteren trouwens niet kende. Vandaag heeft de zon plaatsgemaakt voor regen. Jökulsárlón ligt er echt troosteloos bij. Ik wil er eigenlijk nog even stoppen om langs de kant wat van die grote aangespoelde ijsblokken te spotten, maar we rijden warm en droog door. Net na het gletsjermeer komt een grote touringcar met allemaal toeristen ons tegemoet. Waarschijnlijk dagtripgasten, geboekt in Reykjavik. Lekker dan! Haha! Achja, iedereen heeft recht op z’n eigen problemen – heeft een goede collega me ooit eens verteld. En. Zo. Is. Het. Na een tijdje klaart het goed op, maar de wind waait hard. We stappen nog even uit om het zelf mee te krijgen. De kracht van de elementen. Linda waait zowat weg. Of is het toch alleen haar haarband? Nouja, één van die twee in elk geval. Klein detail. We stoppen bij het Skaftafell Nationaal Park, waar we ook door security guards worden aangehouden. Zij vertellen ons dat voor de veiligheid de verdere weg is afgesloten in verband met de harde wind. Nouja, dat maakt niet veel uit, want hoe dan ook is ons plan om te gaan wandelen. Hoe verrassend is dat… Skaftafell is trouwens sinds 2008 onderdeel van het gigantische Vatnajökull Park, dat een totale oppervlakte van zo’n kleine 4.000 km2 bestrijkt. De auto geparkeerd, wandelschoenen aan en eerst even een grote IJslandse raaf gespot. Wat een joekel zeg! Raven maken sinds de nederzetting deel uit van IJsland. Volgens de legende was Hrafna-Flóki of Raven-Flóki de eerste persoon die zich op IJsland vestigde. Hij nam drie raven mee uit Noorwegen om hem te helpen IJsland te vinden – dat toen nog geen naam had. De eerste vloog naar de Faeröereilanden, de tweede vloog recht omhoog en kwam weer naar beneden terwijl de derde hem de weg naar IJsland wees. De raaf is uiteindelijk het nationale symbool van IJsland geworden – in elk geval van het Institute of Natural History.
Maar goed. We wandelen naar de bekende de Svartifoss waterfall. Daar staan een paar senioren foto’s (te lopen) te schieten van de basaltwaterval. Best een mooi ding hoor. Maar wij willen meer. Wandelen! Er staat een route aangeven van 7,5 kilometer: perfecto! Dus die lopen we. En shit wat is het zwaar: klimmen met windstoten van 45 km/u. Op naar de top waar een mooie regenboog te zien is. Ik kan me niet herinneren dat ik eerder in mijn leven een totale regenboog zag: zowel het begin- als het eindpunt. Zonder te weten wat-wat is. En met behulp van internet komen we erachter dat er toch echt geen route van 7,5 kilometer is, maar eentje van 8 tot 10 uur. Kwestie van de kilometers omwisselen met uren. Saillant detail. Oef. Gek die bordjes. Die gele route achtervolgt ons al de hele vakantie. Dus draaien we om en zetten de afdaling in. Ik doe het rustig aan – ik heb mijn camera bij me en dat loopt tijdens zo’n lange wandeling toch niet zo lekker. Die verrekte FOMO. Al heb ik geen quiz nodig om de betekenis van dat woord te weten! Eenmaal aangekomen bij de auto doen we ons tegoed aan snoep aan chocola. Die chocola is trouwens super goed! Freyja Risa Rís Chocolate Bar (70gr) – goed koopje bij elk tankstation of supermarkt. Niet lang over nadenken: gewoon kopen. Het stelt je niet teleur. Tot zover de productplaatsing. De ringweg is weer geopend (op goed geluk) en we rijden in bijna één stuk door naar ons laatste (nieuwe) huisje. Een kop koffie gaat er wel in en – hoe toevallig – ligt er precies naast dat barretje een Vinbudin. Voor de zekerheid kopen we een fles rum. We komen alleen net iets te enthousiast het barretje binnen en dat wordt niet heel erg goed gewaardeerd. In IJsland word je namelijk naar je tafeltje gebracht. Dus die ontzettend goed opgeleide en klantvriendelijke ober besluit om ons terug te pakken. Moehaha. Hij is super druk met het oppoetsen van eenzelfde glas (zeker 5 keer gepoetst) en dan ziet hij opeens uit zijn rechterooghoek een klein kruimeltje liggen. Op een tafeltje dat he-le-maal dat bij het raam staat. Wij zien op dat moment dat onze auto nog op de parkeerplaats staat. Omdat die gewoon zo lekker zit, springen we erin en zoeken een andere plek. Bazinga. Waar Linda nog een stukje op de piano speelt. De ober met mondkapje kan dat wel waarderen. In de avond eten we in het knusse restaurant van de buren. Een lekkere stoofpot van lam met heerlijke gegrilde aardappelen en groente. Mjam. Alweer verloren met schaken (3x is een patroon…) en een nieuwe wollen muts gekocht. Hatselfat! Afgesloten met de slimste mens.
Watervallendag: de Seljalandsfoss, de Skogafoss en nog wat fossen
Vandaag is het watervallendag. Ongekend laat opgestaan om half 9 en toen weer een boterham met kaas gegeten (nummer 35 denk ik) met koffie zonder filter. Met, zonder – wat klopt er niet. Ook dat is prima te doen trouwens! Alleen niet te gulzig je laatste slok nemen, want dan krijg je de eeuwige kriebelhoest. Het brood wordt deze vakantie ook steeds beter. Begon ik met wat te wit voor mijn doen, nu is het mooi donker en zitten er zelfs zaadjes op. Wat een luxe. De auto in – vaste routine: telefoon in de hanger, rem in, op de startknop drukken (net als in een vliegtuig), handrem er vanaf en in de drive – en op pad naar de eerste waterval, de Seljalandsfoss. Hier zijn Rob en ik ook geweest (maar toen was het donker) en je kunt er mooi achterlangs lopen. Linda maakt een coole foto waar ik super klein op sta. Ben ik nu zo klein of ben jij zo groot? Dan door naar de Skogafoss waterval. Best een mooi ding en ook erg krachtig. Daar wil je niet per ongeluk invallen… Daarna klimmen we omhoog en maken een goede wandeling in een mooi landschap met veel water en groen. Na een paar kilometer draaien we om, want het was goed geweest. Zo op het einde van de vakantie is het nog relaxter dan het eigenlijk de hele tijd al is. Met ronkende banden (of is het ronkende motor?) rijden we naar Vik i Mydral met het charmante kerkje. Eerst naar de vogelrots Dyrhólaey – en dat valt tegen zeg! Allemaal afgezet, best druk en een handjevol papegaaiduikers te zien. Op internet staat overal aangegeven dat dit écht een goede plek is voor die duikers, maar dat is toch eigenlijk niet zo. Overigens ben ik net van tevoren mijn nieuwe muts verloren. Gelukkig heeft één van ons tweeën een ontzettend fotografisch geheugen – in elk geval qua wandelroute, de rest weet ik niet. Er zit een coole vogel en die zet ik met verkeerde instellingen op de foto. Het blijkt er eentje te zijn die we nog niet eerder hebben gespot: een bosruiter! Al is er geen bos te zien trouwens. IJsland heeft trouwens bijna geen echte bossen – het land is daar slechts 1% mee bedekt.
Hop, een goede kop koffie naar binnen in een soeprestaurant (ja dat bestaat) en dan door naar de supermarkt. Om half vijf zijn we alweer terug in het huisje na alweer een nieuwe quiz met (denk ik) nieuwe topscore. Effe lekker niksen en best vroeg eten dichtbij de hut. Ik heb een geweldig grote zalm met veel groentes en aardappelen. Heel lekker. En een lekker biertje. Wat had Linda ook alweer? Ik heb het niet opgeschreven en kan het me zo ook niet meer 1-2-3 voor de geest halen. Daarna kijken we nog wat stomme filmpjes en een quiz. Dit huisje waar we in zitten is prima, maar heeft weinig sfeer. Dan moeten we die zelf maar maken. Wat een verschil met al die andere huisjes zeg! Geen hout en niks. Tja, we hebben ook de Blue Lagoon geboekt. Voor onze laatste dag in IJsland – morgen. Koopje.
Badderen in de Blue Lagoon
Deze dag begint met een kop thee. Want de koffie is namelijk op. Ver-schrik-ke-lijk. Vier (!) crackers naar binnen met – uiteraard – kaas. Ik heb de ‘vieze’ crackers gepakt – ja, iemand moet dat toch doen?! Want die zijn er namelijk. En dan op pad naar de Blue Lagoon. We zeggen het huisje vaarwel (goede herinneringen aan) en denken na hoe we de mooie Mazda van ons schoon krijgen. Binnen ligt er namelijk vanalles in – je kunt er denk ik wel een boterham mee beleggen. Of misschien wel twee. En de vele zandwegen met kiezels hebben de zilvergrijze kleur ook geen goed gedaan. In good-old Selfoss tikken we echter een wasding op de kop en de auto is binnen no-time mooi en schoon. Super. Onderweg stoppen we bij een fancy golfhotel een super fancy (lees: doodnormale) om een kop koffie te drinken. Het einde van de vakantie is nu echt in zicht. Dus nog even genieten! In elk geval zijn de kaartjes voor de Blue Lagoon erg goedkoop. Iets van 35 euro als ik het goed heb. Terwijl het met Rob in 2016 echt nog 100 dollar koste. Zal wel aan corona liggen ofzo. Na de kop koffie en heerlijke chocolade rondjes met drop (waarom weet ik nu pas dat ze deze hebben) rijden we – jawel hoor – naar het hoofdkantoor van de Blue Lagoon in Reykjavik. Daar wil ik namelijk altijd al eens naartoe! Oepsie. Met een kleine omweg en ietsepietsie vertraging heerlijk gebadderd en lekker drankje gedronken in het bad. Toen door naar onze laatste halte, lekkere kabeljauw gegeten in de hoofdstad en alle spullen gepakt. De wekker gaat vroeg: om 4 uur… Trouwens, eenmaal thuis heb ik op Netflix een documentaire gezien over IJsland. Daarin was de ‘uitvinder’ van de lagoon aan het woord. De plek ligt in het zuidwesten van IJsland en is ontstaan uit geothermisch verwarmd zeewater. Het water smaakt ook zout – dat verklaart veel.
Veel mensen denken dat de lagune een natuurverschijnsel is. Maar niets is minder waar. De Blue Lagoon is namelijk aangelegd door de IJslanders zelf. Het water is afkomstig uit diepe gaten, die zich op wel 2000 meter diepte bevinden. Met dit warme bronwater wordt de spa gevuld. Het hete water wordt overigens ook gebruikt om de nabijgelegen, milieuvriendelijke krachtcentrale (Svartsengi) en dorpen van warmte-energie te voorzien. De opening was in 1992 en inmiddels is het uitgegroeid tot een razendpopulaire attractie. Duizenden toeristen weten hun weg naar de laguna te vinden waar zij, voor-na- of tijdens hun rondreis door IJsland genieten van een heerlijk verwarmde spa. De temperatuur van het water ligt zo tussen de 37 en 40 graden. Verder bestaat het bad uit maar liefst 9 miljoen liter water. Het water heeft een prachtige blauwe, soms groene kleur. Het water bestaat uit drie ingrediënten: silica, algen en mineralen. Het is de zon die het water in het bad een ‘blauwe’ kleur geeft. Vreemd genoeg heeft het water een melkwitte kleur als je het water in een glas zou doen.
En dan is het finito. Einde. Gedaan. Hoppa. De wekker gaat inderdaad aardig vroeg – 04.10 uur – maar we zijn allebei al wakker. Hop: het koffer volproppen en op naar Keflavík. Auto inleveren bij Avis. Ziet er goed uit. We hebben deze vakantie in totaal 1500 kilometer gereden! En gemiddeld 11 kilometer per dag gewandeld. Dat is toch niet mis. Na de checkin komt de controle en moet helaas de fles Bacardi eraan geloven. Jammer. Het zit Linda niet mee tijdens de controle, maar we regelen wel nog een goede koffie. Even rustig aan en dan de vlieger in. Traditioneel gequizd en de vlucht vliegt voorbij. En dan is het tijd om afscheid te nemen. Het was super leuk met elkaar – twee volle weken lang. Echt genoten! IJsland was geweldig. Zoveel gezien, geen haast, lekker relaxt. Zoals het hoort…